United States or Svalbard and Jan Mayen ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het was op 't einde van de Grasmaand; al de boomen stonden in bloei, de planten waren in lichtgroen gedost, de nachtegalen kwinkeleerden in het loover: de heele natuur had zich gereedgemaakt om de Meimaand waardig te ontvangen. Dikwerf dwaalden Uilenspiegel en Nele getweeën langs de wegen. Nele ging aan Uilenspiegel's arm en hield hem met hare twee handjes vast.

En hij hield zijn ezel in, die dezen stilstand ten nutte maakte om zich deugd te doen aan de distelen, waarmede de weg vol stond, zoo ver het oog reikte. Uilenspiegel's grauwtje bleef insgelijks staan en nam deel aan 't ezelsfestijn. Alleen? sprak Lamme. Dát zult gij niet doen; mij alleen laten ware een groote wreedheid. Alreeds mijne vrouw kwijt, en vervolgens mijn vriend, dat ware te veel.

En in Uilenspiegel's oor zeide hij, terwijl hij spottend de tong uitstak naar Stevenijne, die lachte en heure tanden liet zien: 't Is van te beven den klinkaard! Vervolgens, naar de serjanten wijzend, sprak hij luidop: Lieve hervormde, wij zijn allen met u, trakteer ons met eten en drinken.

Uilenspiegel's derde jaar ballingschap was sedert lang verstreken, en Nele verwachtte alle dagen heuren hertsvriend terug. Laas! sprak zij, 't gaat sneeuwen op de kersebloesems, op de bloeiende seringa's, op al de arme planten die bij de zoele warmte eener vroege lente vol hope ontloken waren. Lichte sneeuwvlokjes vallen reeds op de wegen. En 't sneeuwt ook op mijn arm herte.

En de assche van Klaas klopte op Uilenspiegel's borst. In de Herfstmaand, als de muggen niet meer bijten, stak de Zwijger te Sint-Vijt den Rijn over met zes stukken veldgeschut en vier zware kanonnen, en met veertienduizend Vlamingen, Walen en Duitschers.

Heur hoofd op zijn schouder leunend, vroeg zij hem wie hij was. Ik ben messire van Geenland, grave van Nergensthuis heere van Vastendonk, en 'k heb te Damme, dat mijne geboorteplaats is, vijf en twintig bunders maneschijn. Waar ligt dat land? vroeg de weerdin, uit Uilenspiegel's beker drinkend.

En, zonder hun eentonig en dreigend gezang te staken, namen al die van Uilenspiegel's tafel hunne glazen en bekers en braken zij dezelve op de tafel, op de maat der tapijtsiers. Vervolgens zetten zij zich te peerd op hunne stoelen en trokken zij hunne kruismessen uit. En zij maakten zulk een gedruisch met hun lied, dat al de ruiten van het huis aan 't rinkelen gingen.

Op 't bevel van den baljuw, werden Uilenspiegel's handen gebonden met twee koorden, die rond een wielken aan een zolderbalk hingen, zoodat de beul, op bevel van de rechters, hem met geweldige schokken kon optrekken en weer laten vallen; dit deed hij wel negen reizen, na vooraf aan elk been een gewicht van vijf en twintig pond te hebben gebonden.

Lamme en Uilenspiegel gingen dicht tegen het Schepenhuis, rechtover hetwelk Klaas verbrand werd; Uilenspiegel's lippen beefden heviger, doch hij weende niet meer. Toen hij noesch over het huis kwam van Klaas, dat nu bewoond was door een meester-koolbrander, ging hij er binnen, zeggende: Herkent gij mij? Hier wil ik rusten.

Plotseling begon de weerwolf te spreken en zeide hij: Heb medelijden met mij, Uilenspiegel, heb medelijden. De wolf spreekt, zeiden allen een kruis slaande. Hij is de duivel, want reeds kent hij Uilenspiegel's naam. Heb medelijden, medelijden, smeekte de stem, zeg aan die klok van te zwijgen; zij klept als de doodklok; medelijden, ik ben de wolf niet.