Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 23 juli 2025
Eensklaps barstte de zwarte wolk, en de hagelsteenen vielen en sloegen geducht op Uilenspiegel's rug. Laas, sprak hij, ik voel het wel, 't is alleen naar dwalende honden dat men steenen smijt. Toen zette hij het op een loopen. 't Is mijne schuld niet, vervolgde hij, als ik geen paleis of zelfs geen tent heb om mijn schraal lichaam te beschutten.
Ik, zes hespen, Ik, ik schenk mijne hut aan de kerk. Neem onze bulten af, heilige Remaclus! En zij bekeken Uilenspiegel met eerbied en afgunst. Een der bultenaren wilde onder Uilenspiegel's wambuis tasten, doch de deken verbood het hem, zeggende: Daar is een wonde, die het licht niet mag zien. Ik zal voor ulieden bidden, sprak Uilenspiegel.
Nu op een nacht dat de mane scheen, vroeg Uilenspiegel een keers om te zien, en hij kreeg van zijn meester het volgende antwoord: Buil het meel in den maneschijn. Uilenspiegel gehoorzaamde, en builde het meel op den grond, daar waar de maan scheen. Als de kwabakker 's morgens kwam zien naar Uilenspiegel's werk, vond hij hem nog aan 't builen.
Hij reed tot omtrent het schavot en zag het meideken druk bezig met Uilenspiegel's koorden door te snijden, terwijl de beul het heur wilde beletten, zeggende: Als gij ze doorsnijdt, wie zal ze betalen? Maar het meideken luisterde niet. Als hij heur zoo vlug en ijverig en liefdevol bezig zag, was hij verteederd. Wie zijt gij? vroeg hij.
Zal ik de Zeven zien, liefste? En zij aten het tooverpoeder. En Nele sloot Uilenspiegel's oogen, en Uilenspiegel sloot Nele's oogen. En zij zagen een verschrikkelijk schouwspel. Hemel, aarde en zee waren vol mannen, vrouwlieden, kinderen, die wrochten, dobberden, liepen of droomden. De zee slingerde hen, de aarde droeg hen. En zij krielden als palingen in eene ben.
Vader, sprak Uilenspiegel, is het uw arm lichaam, dat aldus op mij drukt? Hij kreeg geen antwoord, en, hoewel de schimme omtrent hem was, hoorde hij buiten roepen: "Thijl! Thijl!" Soetkin stond schielijk op en kwam aan Uilenspiegel's bed. "Hoort gij niets?" vroeg zij hem. 't Doet, vader die mij roept.
Zoudt gij durven zeggen, dat gij een bedelaar, een echte bedelaar, een geus zijt, die opstaat tegen de plakkaten en tegen de inquisitie? De assche van Klaas klopte op Uilenspiegel's borst. Ik ben geus, sprak hij, dood en opgevreten door de wormen wil ik de verdrukkers onzer Nederlanden zien! Gij beziet mij, liefste. Dat liefdevuur, dat voor u brandt, is het vuur van de jeugd.
Klaas antwoordde: Wel, omdat ik zelf niet geerne zou spartelen in de netten van de stadsserjanten. Te Damme werd Uilenspiegel's vader "Klaas de kooldrager" geheeten. Klaas had zwart haar, schitterende oogen; zijn vel was van de kleur zijner koopwaar, uitgenomen op Zon- en feestdagen, als er veel zeep in de stulp was. Hij was klein, hoekig, sterk en blijgezind.
Het waren de keersen van de meidekens. Vervolgens sprak zij tot Uilenspiegel: Men gaat naar den brandstapel met eene vetkeers in de hand; wilt gij er reeds eene hebben? Laat ons drinken! zei Uilenspiegel. Laat ons drinken! zeiden de zeven. Gilline sprak: Evenals die van eenen zwaan, dien de dood nabij is, flikkeren Uilenspiegel's oogen lijk perelen.
Zoo zal hij dolen langs velden en wegen, het goede en het schoone prijzen en lachen en spotten met alles wat dwaas en verkeerd is. Klaas is uw moed, edel volk van Vlaanderen, en Soetkin uwe dappere moeder; Uilenspiegel is uw geest; een lief en bevallig meisje, Uilenspiegel's gezellin en onsterfelijk als hij, zal uw hert zijn, en Lamme Ooedzak, een dikke pens, uwe maag.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek