United States or Morocco ? Vote for the TOP Country of the Week !


Op die woorden dorst de meid Klaas niet meer te bezien, noch heuren broeder te naderen; zij verborg zich achter de rokken heurer moeder. Doch in de stad schreeuwde zij het overal uit: De kooldrager heeft mij geslagen; hij heeft een duivel in zijn kelder. Nochtans dorst zij Lamme niet meer slaan; maar als zij groot was, deed ze hem haar werk doen. En de goede sul gehoorzaamde gewillig.

Hij had geld, hij werd in beschuldiging gesteld, en omdat hij een ketter gehuisd had, werd hij levend verbrand. Maria sprak toen: Arme martelaar! doch in het hemelrijk zijn frissche bronnen, fonteinen die melk en wijn spuiten; kom mee, kooldrager, ik zal u leiden.

Bij de tijding van de komst der heeren Beauvoir en Lamotte, grepen die van de stad, ten getale van achthonderd, naar de wapenen; zij kozen aanvoerders en zonden Uilenspiegel, in kooldrager gekleed, naar Antwerpen om hulp te vragen aan den machtigen Brederode. En de soldaten der heeren Lamotte en Beauvoir konden niet binnen in 's-Hertogenbosch, de wakkere stede, die zich dapper verweerde.

Maar Klaas nam er eene om haar middel en kuste heur wangen of heur hals, al naarvolgens zijn mond het dichtst bij de donzige huid was, en dan zegde hij: Vraagt, mijne hertjes, vraagt de rest aan uwe minnaars. En schaterlachend gingen de joelende meisjes voort. De kinderen herkenden Klaas aan zijn grove stem en aan zijn zwaren stap. Zij liepen naar hem toe en zeiden: 'n Avond, kooldrager!

Als zijn werk gedaan was en hij met den valavond naar eene taveerne van den Brugschen steenweg ging, om met kuite zijn keelgat te spoelen, dat zwart was van koolstof, riepen al de vrouwen, die, op den dorpel van heur deur den koelen avond genoten, hem vriendelijk toe: Goên avond en klaar bier, kooldrager! Goên avond en 'nen man die niet slaapt, antwoordde Klaas.

De kooldrager stond op de zulle zijner deur, toen hij zijn neus door een koel windeken voelde streelen, Ha! sprak hij, daar komt mijn brood aanwaaien. Maar het koel windeken bleef niet waaien, en de hemel bleef immer blauw, en de bladeren wilden niet vallen. En Klaas weigerde zijn wintervoorraad voor halfprijs te verkoopen aan den gierigaard Grijpstuiver, den deken der vischverkoopers.

Mannen en vrouwlieden kwamen bij heur; maar als zij hoorden dat Klaas opgeleid werd onder verdenking van ketterije, kregen zij zulken schrik dat zij haastelijk weer in huis liepen en de deuren toededen. Alleen eenige meisjes dorsten bij Klaas komen en hem vragen: Waar gaat gij alzoo gekoord en gebonden, kooldrager? Op Gods genade, meidekens, antwoordde hij.

Klaas antwoordde: Wel, omdat ik zelf niet geerne zou spartelen in de netten van de stadsserjanten. Te Damme werd Uilenspiegel's vader "Klaas de kooldrager" geheeten. Klaas had zwart haar, schitterende oogen; zijn vel was van de kleur zijner koopwaar, uitgenomen op Zon- en feestdagen, als er veel zeep in de stulp was. Hij was klein, hoekig, sterk en blijgezind.

Den vooravond had men van de pui van 't gemeentehuis uitgeroepen dat Mevrouw, echtgenoote van keizer Karel, zwanger was en dat er gebeden voor hare aanstaande verlossing moesten worden opgezegd. Gansch huiverend kwam Katelijne bij Klaas binnen. Wat scheelt er? vroeg de kooldrager. Laas! sprak zij met hijgenden boezem. Dezen nacht zag ik spoken, die menschen maaiden gelijk de hooiers het gras.

Een kooldrager kwam voorbij en sprak: Wat doet gij daar? Ik maak mijnen neus nat om te zien van waar de wind komt, antwoordde Uilenspiegel. Een timmerman kwam. Neemt gij den grond voor een bedde? vroeg hij. Er zijn er, die hem weldra voor een deken zullen nemen antwoordde Uilenspiegel. Een monnik bleef staan. Wat doet dat kaif daar? vroeg hij.