United States or Grenada ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ze heeft het hier warm, meende Vinie. Ja ze staat er goed en er kan geen windeken in den stal als de luchtgaten toegestopt zijn. Maar Vinie wilde de koe buiten in den helderen dag zien. Ghielen moest ze ontbinden en buiten brengen. Ze waagde zwaar heur eendlijk lijf voorwaards en stond daar wijd op de pooten met groote trekken snuivend de versche lucht door haren natten neus.

Daar dronk men en zong men en deed hij bescheid met het jaloersche meideken. Hans was er gansch in zijn schik om, maar Tanneken niet, en de bruidegom van 't meideken evenmin. Rond den middag, bij helderen zonneschijn en terwijl een frisch windeken woei, reden de wagens voort; ze waren gansch versierd met bloemen en loover, en met wapperende vendels.

De kooldrager stond op de zulle zijner deur, toen hij zijn neus door een koel windeken voelde streelen, Ha! sprak hij, daar komt mijn brood aanwaaien. Maar het koel windeken bleef niet waaien, en de hemel bleef immer blauw, en de bladeren wilden niet vallen. En Klaas weigerde zijn wintervoorraad voor halfprijs te verkoopen aan den gierigaard Grijpstuiver, den deken der vischverkoopers.

Geen windeken en waakt: november houdt den staf, en stelpt dat wekken mocht het eindloos duister graf des aardrijks. Ongebaand en dood zijn weg en straat; de voet alleen verwekt, en 't stappen van die gaat, een doof gerucht in 't loof, dat, afgevallen, plekt den grond, dien 't in een' spree van doodsche varwen dekt. 't Is stille.

Beneden in de huiskamer zaten ze ook nog en spraken over oude tijden; over de schoone Lisette en baron Frits; toen stond de kleine predikantsvrouw op, en zong met haar lieve stem een eenvoudig lied: Bij 't graf staat een linde en die welft er zich over; De vogels en 't windeken fluiten door 't loover, Er zit aan zijn voet of het feestavond was Een knaap met zijn liefje, in 't donzige gras; Het windeken waait er zoo koud en zoo pijnend, De vogels, die zingen zoo zacht en zoo kwijnend, En beide gelieven, zij worden dra stom, Zij weenen, en geen van de twee weet waarom!

Vervolgens ging hij, met bleek gezicht en bevende handen, in de armen van mevrouw van Eboli, zijn vuur van geilheid blusschen, dat aangestoken was met de toorts van de wreedheid. En hij lachte niet. En mevrouw van Eboli ontving hem, uit vrees en geenszins uit liefde. De lucht was warm: van de kalme zee woei geen het minste windeken.