United States or Denmark ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zóó snel kunt gij niet verder jagen Dat *hij* Uw vaart tevreden looft, Wien, na der scheiding lange dagen, Op dezen 't weerzien werd beloofd. Ik zag het vluchten van de steden De kade-lichten in den nacht, En een rivier, die, diep beneden, Weerspiegelde der mane pracht.

Nu op een nacht dat de mane scheen, vroeg Uilenspiegel een keers om te zien, en hij kreeg van zijn meester het volgende antwoord: Buil het meel in den maneschijn. Uilenspiegel gehoorzaamde, en builde het meel op den grond, daar waar de maan scheen. Als de kwabakker 's morgens kwam zien naar Uilenspiegel's werk, vond hij hem nog aan 't builen.

Maer Mamet ende Apolyn Die so moetti nu vertien, Ende gheloven ane Marien Ende ane God den oversten vader, Die ons ghemaect heeft alle gader, Ende al dat in die wereld leeft Met sijnre const ghemaect heeft: Die sonne ende mane, dach ende nacht Heeft hi ghemaect met siere cracht Ende oec hemel ende ertrijc Ende loef ende gras in dier ghelijc Daer soe moeti gheloven an.

Hij vloekte, raasde en miek groot misbaar met de armen en snokte zijn ongedurigen hengst. Maar al dat gerucht bleef tusschen de boomkes weergalmen. De mane hing daar wreed en onverschillig en de droge takken ruttelden bij trekken als er de wind deure joeg. De sneeuwmijzel viel uit de kruinen.

OTTO VAN ORLEIEN schreef eene "bedinghe van onsen Here", die niets karakteristieks heeft; de samensteller van die Cracht der Mane heette HEINRIC VAN HOLLANT. Als dichter van den Seghelyn van Jeruzalem noemt zich LOY LATEWAERT, dien wij om zijne literaire kennis en aanhalingen van door hem zelven vertaald Latijn voor een eenigermate ontwikkeld man moeten houden.

En mijn hert klopt hevig als ik de vogelen hoor zingen, als ik zie dat de zwaluwen terugkeeren; ik zou willen vliegen, verder dan zon en mane. En nu eens heb ik koud, dan weer heb ik warm. Ha, Nele! Ik zou niet meer van deze wereld willen zijn, of duizend levens geven voor haar, die mij heure minne schenken zou.... Maar zij uitte geen woord en, glimlachend van geluk, keek zij naar Uilenspiegel.

"O, da's goed, da's goed!" juichte ze, en beiden sprongen aan kant. Pallieter zette Marieken op een groote gele merrie. "Houd oe vast bij de mane?" riep hij, en hij sprong op het eerste beste paard, kletste met de vlakke hand op het achterste van het ongeruste dier, dat ineens lijk een pijl uit den boog vooruitschoot, gevolgd door al de koeien en paarden, twintig in getal.

Neen, niets, we moeten weg, 't is vroeg avond en onze peerden.... De peerden staan al warm op stal, en de boer grinnikte fijn om zijne vondst. En van avond is 't klare mane.... En ineens tot zijne dochters: Ge Weet het Berkenhof? en den Hoogen Doorn? dat zijn.... O, riep Paula, Ida Van Marcke is uw zuster? Kent ge haar? vroeg André. De meissens knikten bevestigend.

En ze luisterden naar de geruchten, verre. De koude wind was gevallen en 't werd nu een aangename, heldere lucht, dikke en gezond om te ademen. De hemel zat vol sterren en de mane blonk lijk geschuurd koper. 't Gaat herbeginnen vriezen, de sneeuw is weggevaagd, dachten zij. Ze reden door 't bosselke gerust en betrouwend op hunne sterke leden, onbeschroomd.

Ende enen Sarrasijn heft vercocht, Ende in groten ellende brocht, Ende oec die moeder, diene droech, Dat si daer na noit en loech in twintich jaren, daer si lach Ende noit soine noch mane en sach: Dat beriet her Robbrecht al. Nu swijt ende merct hoet beghinnen sal. OP SICILI