United States or Slovakia ? Vote for the TOP Country of the Week !


En de moeder zei in de kerk zelve: Ik wil naar den weerwolf gaan en hem vaneenscheuren met mijne tanden. En weenend hitsten de vrouwen heur in heur voornemen op. Sommigen zeiden nochtans: Gij zoudt niet levend terugkomen. En zij ging met heuren man en heure beide broeders alle vier goed gewapend den wolf zoeken langs strand, duin en dal, maar zij vonden hem niet.

Loeiende zee, pikdonkere hemel; bruisend water, dat driftig, grammoedig rolt of woest omhoog slaat, of in branding schuimend en spattend breekt op het strand; zwarte zee, in rouw gehulde hemel, komt mij ter hulp in mijnen strijd tegen den weerwolf, den vuigen moordenaar van onschuldige meidekens.

Dat de wolf in oude tijden aan primitieve volkeren een demonisch wezen toescheen en in verband werd gebracht met tooverij is geen wonder; voorts hebben ook krankzinnigheid en hallucinaties bij het geloof aan den weerwolf eene groote rol gespeeld.

"Mijn dochter zal niet met iemand trouwen, die met den weerwolf heult." Gerard liet zijn goudstukken in zijn zak rammelen. "Zonder dát zul je niet kunnen kaartspelen, magere Hein. "Dan laat ik 't vervloekte kaartspel." "Dat kun je niet meer. 't Kaartspel heeft jou te pakken. Ik wil je eens wat zeggen, magere Hein. Zullen wij om je dochter zes-en-zestigen?

Toen spalkte de gloed aan den hemel vaneen een zwarte smook sloop lenig, wrong zich, door de opening, en boog zich spiedend naar beneden. Huiverend bleef hij staan. Een ketting rammelde, en aan den horizon lag de weerwolf, den muil wijd geopend, den vurigen tong wentelend, en de vreeselijke, gloeiende oogen naar zijn richting. Hij vermande zich, en riep: "Weerwolf! zoekt ge mij?"

Hoe verder zij kwam, des te dikker werd de duisternis. Er was niemand meer op de straat. Evenwel ontmoette zij een vrouw, die in 't voorbijgaan het hoofd omkeerde, staan bleef en binnensmonds prevelde: Waar mag dat kind toch heengaan? Is 't een jonge weerwolf? Maar toen de vrouw Cosette herkende, zeide zij: 't Is de Leeuwerik.

Nog spraken zij van eenen afgedankten kapitein, die zich opper-generaal van het Nederlandsch leger waande; van een Lodewijk XVII, die beweerde aan zijnen bewaker Simon te zijn ontsnapt; van eenen ouden huissier, wien men niet uit het hoofd kon praten dat hij een weerwolf was, en van meer andere gevallen.

De parochiepaap zeide tot hem: Gij zijt een moedige kerel; edoch ik moet u zeggen, dat niemand 's Zaterdagavonds langs het duin gaat, zonder gebeten, en dood in het zand gevonden te worden. De dijkwerkers en andere arbeidslieden wachten steeds op elkaar en begeven zich maar bij troepen op weg. De avond valt. Hoort gij in het duin den weerwolf huilen?

Uilenspiegel veinsde zich te willen nederzetten en liet zich, als een dronkaard, zwaar op den weg vallen. En hij braakte. Daar hoorde hij ijzerwerk knarsen, op een paar stappen van zich, dadelijk daarna het gerucht van de val, die toesloeg, en den gil van een mensch. De weerwolf, sprak hij bij zich zelven, is met de voorpooten gevangen in de val.

Had hij niet den weerwolf in ruil voor wraak en geld zeven kaartspelen op Oudejaarsavond beloofd? Nu hij de gevangenis niet inging, had hij zich met mageren Hein te oefenen. Iederen dag kwam hij van 's morgens vroeg tot 's avonds laat in de kroeg en de beide menschen zaten tegenover elkander, en kaartten. Nu weder wist niemand, wie van tweeën het beste zes-en-zestigde.