Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 18 juli 2025
"Gij moet van daar nog vroeger zijn vertrokken dan ik, Teun!" hernam Joan: "en moet gij er niet weder naar toe?" "Vandaôg en morgen niet," antwoordde Teun: "ik moet eerst dien Poolschen Jood naar Den Bosch brengen, dat je 't vat." "Ei! en mij bijgevolg ook; want wij reizen samen."
Neen! gij zijt mijn zoon niet, noch die mijner zalige vrouw; doch eer ik u eenige inlichting geve omtrent het geheim uwer geboorte, wilde ik vernemen, wat tot den twijfel aan de echtheid daarvan aanleiding heeft gegeven." Joan vertelde hem de ontmoeting met Teun Wezer en den page.
Maar gisterenavond had Sijtje hem erg geplaagd, want het was reeds de zesde dag van de jacht, en schoon Teun menig haas had thuisgebracht, hij had nog geen enkel patrijs geschoten. "Neen, Teun-broer!" had Sijtje gezegd: "haar, dat gaat nog; maar veeren kanje niet schieten; die zijn je te gauw of, maat!" "Hoeveel hoenders wilje, dat ik je morgen thuisbreng?" vroeg Teun.
"Stil!" zeide de geestelijke: "die ongelukkige leeft nog: hij is misschien nog te helpen." "Gij wilt dien ellendige bijstaan?" hernam Joan, een vertoornden blik op Teun Wezer werpende. "Hij heeft mijn bijstand ingeroepen," antwoordde de grijsaard: "en dit heeft nooit een sterveling te vergeefs gedaan."
"Wat?" zeide Teun Wezer: "Klaas Meinertz! die ijzegrim, die femelaar, die den geheelen dag bidt en psalmen balkt, en mij al meer dan eens noâr de diepste diepte van de hel ewenscht heit, zal die mij twee kronen geven?.... Stichtelijke vloeken naar mijn kop, alsof ik...." "Hij zal u twee kronen geven, als ik zeg," hernam Ludwig, droogjes. "Nou! ik zal 't bezorgen," zeide Teun, grinnekende.
"Ja! dat is onze Jonker: ga je maôr naôr hem toe, je staôt mij hier meer in dan uit den weg," antwoordde Teun op denzelfden vriendelijken toon. "Heerschoppen!" vervolgde hij, zich tot Joan en diens reisgezel wendende: "blijf daôr zoolang niet in den wind staôn. Gaôt in dat kapelleke, terwijl ik de paarden verspan."
En hem den kop streelende, voegde hij er bij: "Kan jij 't helpen, dat de baas slecht geslapen het?" Hij nam den weg aan naar het dorp. Indien de Schoorlsche jeugd haar Teun den Jager, want zoo heette hij algemeen, op dezen vroegen morgen had zien gaan, zij zou haar oogen nauwelijks geloofd hebben.
"Neen, Tony, en hij heeft z'n oogen dicht; gaat u mee alsjeblieft, ik ben zoo bang," riep ze ineens vertrouwelijk, greep de rokken van het meisje en wilde haar meetrekken." "Ja, ik ga mee hoor, wacht even. Teun, Jacob!" riep ze naar binnen, "kom gauw mee, er is een in het water gevallen."
Deze omstandigheid wekte opnieuw eenig kwaad vermoeden op bij onzen held, zoodat hij het raadzaam oordeelde, zich nogmaals van den toestand, waarin zijn wapenen zich bevonden, te gaan verzekeren. Hij begaf zich met dat oogmerk naar den stal, alwaar hij op dat oogenblik niemand vond, vermits Teun Wezer zich naar de keuken had begeven om te ontbijten, en de staljongen voeder was gaan halen.
Toen daalde hij het duin af, en ging zijns weegs, zich naar het noorden wendende. "Nou naar het Achterveld, Veldin!" zei Teun de Jager tot zijn hond, en een straal van moed blonk weder in zijne oogen; een blijde lach kwam op zijn bruin gezicht. Hij nam een korte teug uit de veldflesch, en wandelde zuidwaarts op. Hij had de plek waar hij de patrijzen had zien vallen goed in zijn ziel geprent.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek