Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 15 juli 2025
De meester: Hulpt Mamet! dat ic niet uut minen sinne En come, dat verwondert mi. O Esmoreit, edel ridder vri, Die man brachte u in al dit verdriet. Wat hi u secht, hine meines niet, Hi hevet tuweert al valschen gront. Ic cochte u jeghen hem om dusent pont Van finen goude, die ic hem gaf. De jonghelinc: Meester, nu secht mi daer af, Hoe die saken geleghen sijn.
Gij weet, naar ik onderstel, dat, reeds vóór de hervorming, het in de Nederlanden krioelde van zoogenaamde Kamers van Rhetorijke, of Rederijkers-Gezelschappen, in welke men moralisatiën of "Spelen van Sinne" vertoonde, prijsverzen opgaf en beantwoordde, plechtige optochten hield en zich en anderen op verschillende wijze poogde te vermaken.
Ook tot hare "vri edele sinne ende wel gheboren" was het verholen woord gezegd, dat geen vreemden kunnen verstaan. In hare jonge jaren had zij zich geheel aan de minne overgegeven; zij beloofde zich niets dan zaligheid van de minne, van der minne wijsheid, rijkdom, goedheid, macht lacy! het zou anders uitkomen. Wel zegt de dorper: jeghen avont Sal men loven den sconen dach.
Dat die waerheit nog werde vernomen, Ende ic te mijnder onscout moet comen; Dies biddic u, hemelsche coninghinne! Ay, sal ic nu in minen sinne Bliven, dat sal wonder sijn. Ay god, wie heeft sijn venijn Aldus swaerlike op mi ghescoten? Ay god! uut u so comt gevloten Alle rech; ende alle waerheit; Nu hulpt mi noch te minen besceit, Dat ic onsculdih moet vonden sijn.
De Casteleyn, «priester en excellent poëet,» had eenen grooten dunk van «de conste van rhetorijcke.» Ik schreef, zegt hij ergens, 36 esbatementen, 38 tafelspelen, 12 staande spelen «van sinne» en 30 wagenspelen. Het boek, waarin hij zijne voorschriften uiteenzette, verscheen na zijnen dood, en wel in 1555.
Dies ic mi met rechte beclaghen mach, Noch noit en quam in mijn ghemoet; Maer ghisteren, doen mijn here opstoet Ende soude te woude varen jaghen, Ic wane mine oghen noit en saghen, Scoonder wijf dan hi hier vant; Hi namse vriendelijc metter hant Ende brachse te hove met bliden sinne.
En in den jaare 130 is Tabbe, de laatste Prins, gestorven . In het zelve jaar 130 quam Askon in zyn vaders plaats, die zich, naar de manier der Romeinen, Hertog liet noemen. Sinne, de 5de Priester der Druïden, schreef in deze tyden tot Askon: om de Christenen uit het land te verjaagen, en de Afgoden des lands, na ouder gewoonte te dienen.
Devote bewondering van RUUSBROECK'S geschriften bracht een lateren bewoner van Groenendaal tot het verzoek aan alle minnaars der waarheid, om onderscheiden exemplaren van een werk des meesters te vergaderen "op dat sy doch uut enighen, of nu uut den eenen, dan uut den anderen, den gherechten sinne vinden ende setten moghen." . c.
En schoon deze eigenschap, gelijk nog zooveel anders, U wel het duidelijkst zal opvallen, wanneer wij er aan toe zijn, deze Middelnederlandsche met Bouten's Beatrijs te vergelijken, wilde ik er toch reeds thans uwe aandacht op vestigen en zal ook daarmede voortgaan. Hi nam den brief ende las, Die hem sende sijn vriendinne. Hoe was hi blide in sinen sinne!
De bewerker der Disticha Catonis namelijk verhaalt ons in zijn proloog: Als ic die minne sach, ic louch; Nu haticse al in minen sinne Die minne draghen entie minne Ende hebbe ghekeert minen moet An die ghenen die siin vroet. Wij hoorden vroeger een paar dezer dichters: MAERLANT en WILLEM VAN AFFLIGHEM, op minachtenden toon spreken over andere dichters die zij menestrelen noemen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek