Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 26 juni 2025
Nu, zóó veel tijd gebruikte Frits Sahlmann juist wel niet, toen hij uit den appelboom klom, maar het duurde toch lang genoeg, en van wege zijn' broek klauterde hij zeker niet zoo bedachtzaam; en toen hij beneden was, toen was het blijkbaar, dat hij ernstig aan 't overleggen was, of hij zou komen, of op den loop zou gaan.
Fieken komt niet, Frits Sahlmann niet: die verd... 'k wou zeggen dat goddelooze Fransozentuig heeft alles hier in huis in de war gemaakt. Wat moet dat?" De vrouw van mijnheer den baljuw was een kleine goedaardige vrouw, een weinig zwak van persoon, doch daarbij niet gemelijk en steeds bereid, om in vriendelijkheid de wonderlijke invallen van den ouden heer te verdragen.
Boven bij den ouden heer begon 't nu zeer levendig te worden en er werd zeer luid gesproken, en Frits Sahlmann, die onverstandige bengel, die juist bezig was de steenen pijpen voor den baljuw te stoppen, wilde nu toch vertellen, hoe 't boven toeging, en stoof, met het gansche pijpen-huishouden in de hand naar de keukendeur, waar Fieken juist heel aandachtig haar oor tegen aangelegd had, om er ook een beetje van te profiteeren, en bons! vliegt hij tegen Fieken aan, en klets! liggen al de pijpen op den grond, en 't rammelt door de keuken rond.
"Dat meen ik niet," zeide de oude heer, "ik meen voor mijn horloge, dat gij in orde gemaakt hebt?" De heer Droz antwoordde, dat dit alles betaald was; "de kleine garçon, Frits Sahlmann had alles bezorgd."
Toen dit echter erger werd en de Franschman de blanke sabel uithaalde, ging de baljuw naar de schel en riep om Frits Sahlmann, die zijn calefactor was en de loopende zaken moest bezorgen, en zeide: "Frits, loop eens naar den burgemeester en vraag, of hij niet eens gauw bij mij zou willen komen, want dat ik weêr uitgepraat ben."
"Ja, mijnheer, toen de horlogemaker getranspireerd werd; toen liep hij meê, en toen hij daarna weêrom kwam, praatte hij met de mammesel hoogduitsch, en naderhand fluisterden zij te zamen." "Hoogduitsch? Frits Sahlmann hoogduitsch? Wat heeft die lummel in 't hoogduitsch te praten? Wat zei hij dan?" "Hij zei: "Redding nadert."" "Zoo! en kwam naderhand de raadsheer?"
Zoodra zij er allen uit zijn, sluipt iemand over de gang, waar de nachtlamp brandt, de kamer van mamsel Westphalen binnen; 't is de goddelooze jongen, Frits Sahlmann, en hij heeft een klomp ijs onder den arm, zoo groot als de bol van een hoed.
De deuren werden gesloten, Fieken nam een' bezem, Carolien een kolenschop, Frits Sahlmann een' potlepel en mamsel Westphalen grijpt al naar een' stamper, maar zij laat hem liggen, terwijl zij zegt: "De hemel beware mij, dat ik door moord en doodslag mijne schuld vergrooten zou!
Ik zag op: de oude baljuw keek uit het bovenvenster naar den grauwen hemel; mijne moeder en de vrouw van den baljuw weenden; mamsel Westphalen ook; zij had Frits Sahlmann bij de hand gevat, en bij 't laatste ruischen der engelenvleugels, zeide zij: "Frits, mijn jongen, ga naar het slot en trek droog goed aan; Fieken zal je wel je zondagsche kleêren geven."
"Waar?" vroeg de oude heer, en hij plaatste zijn lorgnet voor de oogen, en keek overal heen, slechts niet dáárheen, waar Frits Sahlmann zat. "Dáár, mijnheer de baljuw, dáár! in onzen ouden... appelboom, die aan den hoek van de keuken staat." "Waarachtig! ja! Dat is toch eene wonderlijke zaak! Netje, in den winter!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek