Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 4 juli 2025
Dus lange heeft hij steeds ons vleugelen gekort, En de een op de ander maal den bliksem neêr gestort Van zijne gramschap; ach! ziet, hoe ons velden schijnen Niet dan een wildernis en doornige woestijnen, Ons boomen zijn niet meer met vruchten schoon bekleed, Noch de aarde met geen groen tapijten meer bespreed; De bloemen zijn verwelkt, de kruiden en de loven Zijn met hun lieflijkheid en zoeten reuk verstoven, Waar op Aurora eer met 't krieken van den dag De tranen van den dauw te distilleeren plag; Zefyris voert niet meer op zijne zachte vlogels Den blijden Echo van de zorgelooze vogels, Noch 't zoet gelureluur van Pans veelgaatsche pijp In langen niet gehoord is in dit rond begrijp , Het veldsche beestiaal is schielijken gestorven, Den droeven akkerman zijn velden ziet bedorven, Zijn ploegen is vergeefs, zijn zaaisel is onnut, Zijn akkers liggen woest en mager uitgeput, Den herder laat zijn vee, de jager 't woud gehuchtig , De bouwer zijne ploeg, de visscher 't net doorluchtig, De vooglaar zijnen strik, daar eertijds 't zorgeloos Wild vogelken zoo dik zijn vrijheid in verloos .
De Megalezia! Het feest der herleving van Attis, der Godenmoeder Geliefde! Alle somberheid en rouw had uit, sedert tien dagen geleden het heilige Mysterie met eindelooze weeklacht en klaagzang gevierd was. Toèn was op den dag van het "Intrat-Arbor" de Denneboom, waaronder Attis gestorven was, viole-omkranst, door den Archigallus van Rome en de Dendroforen in processie rond gedragen, was de Rouw, om Attis, waren de Vasten geweest, hadden op den Dies Sanguinis, ter herdenking van Attis' Dood en Zelfverminking om zijn ontrouw aan der Goden Moeder, de Gallen in smart en bezetenheid zijn voorbeeld gevolgd, en zich, tot bloedens toe, d
En doelloos dwaalden Marten en Aelbert door Haarlems straten. Zij kenden daar niemand, en niemand kende hen. Overal keken zij rond, of soms iets hun op het spoor zou kunnen brengen van de verloren zuster, maar tevergeefs.
Nee, veel zeggen deed 't niet: Else soupeerde natuurlijk met Han, en Frieda was niets voor hem, zoo strak en sterk, die zou 'm zeker, net als Gerard, "geen kerel" vinden; Frieda was echt 'n meisje om te studeeren, zoo helder en rustig, zoo eenvoudig-verstandig altijd. "Had-je liever ergens anders willen zitten?" vroeg Eduard zacht. "Nee, waarom?" "Je kijkt zoo rond en je bent zoo stil.
"Ik heb er genoeg van", sprak de kolonel, terwijl hij ging liggen, "men kan mij komen opnemen, zoo men wil. Laat ons slapen." Ik hield nog de kracht over mij ten halve op te richten en uit al mijne macht om hulp te roepen. In de verte liepen mannen rond om de gewonden op te halen; zij kwamen toeloopen en strekten ons naast elkander op een draagbaar uit.
Maar als er zich hier een vertoonde, waar ik met de jongen ben, dan zou er niet eens zoo veel van hem overschieten, dat jij hem kon ruiken." De beer ging naast de berin liggen, maar scheen met haar antwoord niet recht tevreden te zijn, want hij kon niet laten in 't rond te snuffen. "Schei nu uit met dat gesnuffel!" zei de berin.
De loerah van Merangan was niet thuis, toen wij hem wilden bezoeken. Wij moesten dus volstaan met, terwijl de bediende heen was gegaan om ons bezoek aan te melden, wat rond te zien in zijn pendoppo, waar een prachtige gamelan stond, zeker een duizend gulden waard.
De grond, die verjongd was met om te spitten, had ginder reeds melksalaad gegeven, en al verschillige bloemen opengebroken; op het molenheuveltje vettige, vleezige hyacinthen, en rond het fonteintje hier en daar reeds een geurende vlier. De pasgesneden haag zag bleekgroen. Pallieter verschoot van de snelheid waarmee het leven werkte.
Nog niet als Job draagt ge potscherven in wonden van berouw, maar belaad nu uw hoofd met uw mesthoop en snoer uw reistasch rond uw hart. Nader, Johan, met den stank van uwe naaktheid en de vloeken van uwe wanhoop het gouden tabernakel waar Krist, die gekruizigd werd, thans Zijn eeuwig leven viert.
Blijf rustig liggen! riep ik. De hengst trippelde nog wel een beetje maar trapte haar niet en zij kon opstaan. Zij wilde nu weg loopen. Ik gebood haar echter: Hallo! Een oogenblik! Hoe heet gij? Zij bleef staan en zag naar mij op. Het was een echt Bulgaarsch jongemeisjes-gezicht, poeselig, rond en vol, met kleinen neus en goedige oogen. Naar de kleeding te oordeelen, was zij arm.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek