Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 23 juni 2025


Pietersen, die tot dusverre zwijgend het gesprek heeft aangehoord, vindt nu het oogenblik gekomen om zich in de zaak te mengen en zegt daarom op tamelijk gezwollen toon: „Mijnheer! ’t is een crime om een fatsoenlijk mensch zoo maar op straat te zetten. Maar je badineert, dat zie ik; je hebt wel een dik spekslagerslichaam, maar geen spekslagersziel. Je hart is gevoelig!

Larie dat maatjes-egaal van de commun. Larie, dat zei ik al een half jaar geleden. En nou? Jongens, lees jelui de krant niet? Ei, zeg ik tegen Van Vlot want tegen Pietersen daar spreek ik niet meer tegen ze hebben zich mooi laten kijken in Parijs, die oppersten van de maatjes-egaals.

De twee baijen, op 26 deser by Jan Pietersen Reus ontrent de Dos Irmanos ontdeckt, worden byden raet genoempt de grootste ende oostelyckste, 't Wapen van Selantsbaij, ende de cleijnste ofte westelyckste, Fortuijnsbaij, leggende t'samen op de hoochte van 16 gra., N. brete. April, 1625.

Ongeduldig wenkt zij met de kleine blanke hand, dat Pietersen naderen moet; en daar deze aarzelt, fluistert Walten hem haastig toe: „Maar ga dan toch naast haar zitten; je weet immers, hoe ze is. Gauw!” Met een diepe, hoffelijke buiging treedt de oude souffleur tot voor ’t bed, kust de hem toegestoken hand en zegt: „Ik nader, Donna Sol, ik plaats me aan uw voeten.”

Aangrijpend schoon klinkt haar diepe altstem door ’t vertrek; ademloos hoort Pietersen toe, als zij mezzo voce zingt: „Onder ’t loof der boomen, In het donkere woud, Is mijn lief gekomen, Heb ik hem vertrouwd: Hoe ’k hem heb geschonken Heel mijn ziel en hart, En hoe trouw mijn liefde Storm en onweêr tart.”

Toe, Pietersen, geef me als 't je blieft het touw, morgen kun je het wel weerkrijgen." Nu keek Pietersen Hans nog eens goed in 't gezicht. Wezenlijk de jongen meende 't! "Wou je 't dan heusch zoo heel graag hebben?" "Nu òf ik," zei Hans, "'k heb er al een uur om geloopen." "Och, zeg dat nog eens," vroeg Pietersen, en zijne oogen blonken van plezier.

Nou kom ik zoo, eve voor twaleve, toevallig gelijk met Pietersen, hier voor de deur.” „Ho! Pietersen, wie is dat?” „Kan uwee dien niet? En hij heit je nogal gehaald,” roept vrouw Daters, en juffrouw Jaling voegt er bij: „Hij is ’n mirakel van ’n vent, ’n sefleur, en....” „Stilte! laat die vrouw verder vertellen.”

Zooals de wind nu is, krijgen we stellig regen, zegt Baas Martens, en ik ga straks uit rijden. Ze hebben me hierheen gestuurd om het touw." Al den tijd, dat Hans praatte, keek Pietersen hem met groote verbazing aan: hij begreep er niets van. "Hans, mijn jongen, zeg het nog eens weer.

Breng haar maar zoolang bij mij aan huis, Pietersen; wij zullen zorgen, dat ze in een gesticht komt. Hij

Pietersen, moe van ’t staan, heeft zonder gedruisch te maken een stoel genomen, den daarop liggenden zak verwijderd en zit nu met de ellebogen op de knieën en de handen onder ’t hoofd naar Walten en Annette, die samenvoortspelen,” te kijken. „Kom, lieveling,” zegt de oude man op zacht, overredenden toonhoud op; je wordt moe; je kent je rol uitstekend. Bravo!

Woord Van De Dag

buitendam

Anderen Op Zoek