Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 23 juni 2025


Pietersen liet van schrik zijn pijpje uit den mond vallen en Nero begon te blaffen, dat hooren en zien je verging. Pas toen de hond een beetje bedaard was, kon Pietersen vragen, wat Hans eigenlijk wou en waarom hij zoo als een dolleman den tuin in kwam vliegen. "Och, Pietersen," zei Hans, nog buiten adem, "ik wou zoo graag het touw hebben, waar je den wind mee draaien kunt.

Pietersen knikt haar toe, verwijdert zachtkens haar arm van zijn schouder, en als wilde hij een schreiend kind troosten, zegt hij vleiend: „Ja, ja! ma chérie, dat is zoo.

Neen, neen! Stil! niet doen,” fluistert Walten haastig tot Pietersen, die reeds de handen gereedhoudt om zijn bijval te toonen. „Stil! De bui loopt op z’n einde; als ze gaat zingen, is ’t gauw gedaan.

Pietersen knikt, doet een paar passen voorwaarts in de kamer en slaat dan langs zijn rooden neus een meêwarigen blik op de vrouw, die op ’t bed achter in de kamer zit. Als zij Pietersen bemerkt, rijst ze langzaam op, ziet hem met groote, glazige oogen aan, zonder hem te herkennen en zegt: „Wij gaan op morgen saam

Hier, drink dan maar.” Als zij met groote teugen, haastig gedronken heeft, richt zij zich op en vraagt Pietersen, die, om beter te kunnen zien, op den rand der tafel is gaan zitten, bemerkend: „Wie zit daar?” „Pietersen.” „O! zoo, Pietersen.” „Dag, juffrouw! Is ’t ’n beetje over?

Als de wind moest hij nu maar naar Pietersen; want het werd al later en later, en Pietersen woonde een heel eind van Teunissen af. Pietersen zat buiten op eene bank in 't zonnetje en bekeek op zijn gemak zijne bloemen. Nero, de groote dog, lag naast hem in 't gras te slapen. Daar kwam Hans zoo hard aanhollen, dat het wel leek, alsof hij de heele bank met Pietersen en al omver wou loopen.

Pietersen liep, zooals hij ’t zelf eigenaardig uitdrukte, „en tempêtede heele stad door, en ofschoon hij zijn tochten rijkelijk met spiritueus genot afwisselde,

Pietersen voor mij borg blijven? Ba!” denkt hij, „’t is al te akelig; zóó ver is ’t dus met me gekomen.” Hij heft het hoofd hooger op, doet een pas vooruit en zegt: „Ik zal je betalen, baas Träger, morgen aan den dag. Hoeveel ben ’k je schuldig?” „Acht-oen-vierzig joelden!” „Kom ze morgenavond halen!”

't brandt!" totdat hij kwam vóór het huis van Jacob Pietersen, den bakker. De ondergaande zonne weerkaatste gloeiend rood in de vensteren van zijnen winkel, en een dikke rook van brandende takkebossen steeg op uit den schoorsteen. Uilenspiegel liep voort, al roepend: "'t brandt! 't brandt!" En met den vinger wees hij naar 't huis van Pietersen.

Aangenaam kennis te hebben gemaakt. Que le bon Dieu vous protège!” Pietersen keert zich om en roept plotseling op allesbehalve aangenamen toon: „Verdikke! die wasch

Woord Van De Dag

buitendam

Anderen Op Zoek