Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 1 mei 2025


Arkel verstond deze woorden slechts half; want hij stond opgetogen in verrukking over den engelachtigen glimlach, die er mede gepaard ging, over de bevallige uitdrukking van Madzy's gelaat, over de hemelschoone oogen, waaraan de koorts een buitengewone levendigheid bijzette, en welke zij, bespeurende met welk een vurigen blik hij naar aanstaarde, zedig neersloeg: en hij had wellicht het gesprek verder voortgezet, had niet het geluid van den hoorn aan de buitenpoort zijn opmerking getrokken.

Toen mijnheer de baljuw aankwam, stond de molenaar Voss met eene zwarte manchestersche muts op het hoofd voor de deur, en zijne vrouw stond bij hem in een zwart kalaminken rok, en hij boog, en zij neeg, en de baljuw vroeg: "Wel, vriend Voss, hoe gaat het?" "Opperbest;" zeide de oude molenaar, terwijl hij de treê neêrsloeg.

Want bij den tweeden zijstap had ik mijne tegenstandster aangekeken, en, ofschoon ik de oogen onmiddellijk weer neersloeg, met dien enkelen schichtigen blik even veel gezien als met eenen halven dag starens.

En weet Tienus er niets van?” vroeg Frits, terwijl hij Jaantje, die onwillekeurig bij ’t noemen van dien naam de oogen neersloeg, doordringend trachtte aan te zien. Marie rilde even en dwong met geweld haar tranen terug, want plotseling kwam haar het beeld van den stoeren dragonder, Bijou’s antipathie, voor den geest.

Maar nicht Begijntje zat met strak-starenden, fletsen blik op een positief antwoord te wachten, en Alfons dacht hoe oud en rijk ze was en hoe ze hen kon bevoor-of-benadeelen in haar testament, En hij zei, met een doffe stem die van inspanning trilde, terwijl ook hij zijn beschaamde oogen instinctmatig als een schuldige neersloeg: "Nichte Begijntje, 'k beloof ou da'k al zal doen wat da 'k kan om...."

Daaglijks trachtte ze in zich-zelf na te gaan of ze nu eigenlijk verliefd op hem was, of niet.... Ze wou het heel gaarne gelooven, want liefde voor een man echte, groote liefde en dan later voor haar kinderen.... O! daar kon ze haast niet aan denken zoo schitterend licht, zoo stralend van heerlijkheid was dat!... Soms, als ze zich wegdroomde in die illusie, en ze dacht aan hem daarbij, dan voelde ze op-eens een emotie van milde rijkheid in zich zwellen, dan zei ze, geëxtasieerd, in zich-zelf: Ja, ja, hij is 't..., hij heeft mij lief en ik.... Maar als ze dat uit wou spreken: ik heb hem lief, dan was er weer een vreemde twijfel, die de extase neersloeg, iets onvasts, schoorvoetends in haar denken.

Telkens lachte ze even, wat zenuwachtig, maar dadelijk stond haar gezichtje dan weer ernstig; soms kreeg het een heldere sereniteit, aandoenlijk van maagdelijken weemoed.... Eéns, 't was toen Paul haar, bijna fluisterend, verwonderd over zijn eigen vertrouwelijkheid, vertelde wat hij nu wou gaan schilderen, den stal van die oude boerin met haar zieke koe, en die prachtig gebogen horizonlijn , toen kregen haar oogen een doffen glans, werden ze vochtig, pinkten even..., en daar schrok hij van, Paul, daarvan werd hij plotseling, diep-innerlijk, hevig ontroerd; er kwam starheid van extase in zijn eigen oogen, hij kon even niets zeggen, en toen hij weer sprak was het met een andere stem, en met oogen zoo vol verrukking, dat zij de hare er voor neersloeg en wat verward scheen.... Hij had datzelfde gevoel nooit te voren gehad, dat wist hij zeker..., toch had al dikwijls een mooi gelaat hem ontroerd.... Maar dit was nieuw en machtig; het bleef drukken op zijn borst en kloppen in zijn slapen, 't had iets verlammends..., en toch was hij verrukt, had hij 't uit willen gillen!... Het verlangen kwam in-eens in hem haar portret te schilderen, en toen dadelijk een onbestemde angst daarvoor, een gevoel alsof hij dat juist doen móést..., maar het heelemaal niet kon....

In dien mist waren zij als doorschijnend, schimmen van bergen gelijk, vaag van lijn, Lauparen en Vengetinder, Troltinder en Romsdalhorn, hoog optreurend in de nijdig fronsende lucht, die, door stortregen opgezwollen, vuilzwarte wolken langs hunne koppen voortslierde en in het zwijgende water eene donkere schaduw neêrsloeg.

In de weinige uren van zijn verblijf op nederlandschen bodem zijn bliksem en donder, hagelslag en hevige regens aan het woord geweest, en onder dreigend zwarte en geelgrijze luchten werden de wegen van het mooie landgoed en zijn omgeving onbegaanbaar, terwijl het hemelvuur links en rechts neersloeg, niet zonder doel te treffen, boerderijen in de asch leggend en zich zelfs vergrijpend aan dingen van zoo erkend symbolische beteekenis als vlaggen, die als welkomstgroet moesten dienen.

Want was hij niet de Ongelikte Beer van de prijsgevechten, het groote, boksende, massale mannetjes-dier, die zijn kameraden van hetzelfde stomme soort neersloeg? Zij glimlachte om de wijze waarop hij haar hand bleef vasthouden. "Ik wou mijn hand graag terug hebben, Mr. Glendon," zeide zij. "Ik ... ik heb 'm werkelijk noodig, ziet u."

Woord Van De Dag

vuistdreigend

Anderen Op Zoek