United States or Guadeloupe ? Vote for the TOP Country of the Week !


De oude knikte goedkeurend en de jonge verdween, de bezoekers met nicht Begijntje alleen latend.

Eerst zoo plotseling zijn moeder en nu ook nicht Begijntje... o, wat volgden ze elkaar spoedig op, de twee goedige oudjes! "Z' van den uchtijnk d' Heilig Olie g' had," fluisterde het jong begijntje. "Zoe ze mij nie zien? Zoe ze mij nie heuren?" vroeg hij diep ontroerd. "'K en peist niet," antwoordde zij.

"Es mesoeur van de Weghe thuis?" wilde Alfons vragen. Maar, nog vóór hij den tijd had het uit te spreken, trok het vriendelijk-glimlachend gezicht van 't jong begijntje, dat hem dadelijk herkend had, achter 't judasraampje zich terug, en meteen ging 't groene deurtje zachtjes open en werden zij verzocht te willen binnenkomen. Zij traden binnen, eerst Alfons en dan Rozeke.

Na den wijn en het eten dronken zij koffie met suiker in groote glazen, wat hen eerst verbaasd deed lachen en Alfons trakteerde ook Vaprijsken met sigaren. Toen spraken zij weer over nicht Begijntje en hadden nog even pret om de Tobias-historie; maar langzamerhand begonnen ze zich toch te vervelen, en weldra vroeg Vaprijsken wat zij nu verder met hun middag zouden doen.

Zij had geld, veel geld, beweerde men, en ieder jaar, in Januari, ging hij haar met zijn moeder in 't Begijnhof een nieuwjaar wenschen, en kreeg tien frank van haar. Zonder twijfel zou nicht Begijntje in haar testament wel heel veel van haar vermogen aan 't Begijnhof achterlaten, maar zou er ook niet iets voor moeder en voor hem, haar eenige bloedverwanten, overblijven?

Het jong begijntje keek haar stil-glimlachend en als 't ware vriendelijk-meewarig aan. "Z'es nog 'n beetse verlegen, nichte Begijntje," trachtte Alfons te vergoelijken.

Het nonnetje kwam terug, met vlugge, stille pasjes, in de strakke lijnen van haar donker kleed, haar frisch en immer opgewekt gezicht gehuld in 't wit kornetje met de witte, uitgespreide vleugeltjes van ongeschonden reinheid. Zij deed Rozeke denken aan het lief begijntje dat destijds Alfons' oude nicht verpleegde, en een wereld van herinneringen rees kwellend weer in haar op.

Rozeke kreeg een kleur als vuur en haar wimpers gingen vlug en zenuwachtig, als zou ze gaan schreien, over haar eensklaps neergeslagen oogen op en neer, terwijl Alfons, zich strak vermannend, nicht Begijntje frank in het gezicht dorst aankijken en met de kloekheid van een rein geweten antwoordde: "Altijd, altijd, nichte Begijntje, d'er 'n es giene meinsch op heul de weireld die ons iets te verwijten het."

Gelukkig merkte nicht Begijntje er niets van op; en zij bleef rustig door haar stokpaardje berijden: "Da ge mij wilde beloven van gedurende drei doagen en drei nachten lijk den heiligen Tobias in zuiverheid te leven, 'k zoe ulder huwelijk zegenen en ulder geluk helpen bewirken."

Het jong begijntje opende het eerste deurtje links, verzocht hen even te gaan zitten, en verdween. Door schuchteren eerbied bevangen, keek Rozeke om zich heen. Een ronde tafel met een grijsbruin kleedje stond in 't midden van de tamelijk ruime, ietwat kille kamer, op den kraak-zindelijk-geboenden, rooden tegelvloer.