United States or Jamaica ? Vote for the TOP Country of the Week !


Als zóó zij 't louter toeval de titel van 'n boek reeds kan doen droomen, gelukkig en prijzenswaardig dan het boek, dat, gevend wat 't beloofde, de droomen wijlen laat. En dat is wel heel zeker met Verschoren's werkje het geval. Er is zoo een heel diepe stilte en innigheid in dat verhaal van het begijntje, dat verliefd wordt op ouden Jaan, er zijn zoo een onschuldige humor en struische levenslust in dat stukje [p.45] over die twee oude vogelvangers, 't Is waar: Het oolijk Wedervaren van Maruske van Lier, dat zoude ik niet ongaarne uit dezen bundel gemist hebben. En ongetwijfeld wijst het niet geslaagd zijn van dit

Hij was op 't punt van het te vragen, doch hield zich in, uit een gevoel van schaamte. Hoe of 't ook was, nu kon er niets meer aan veranderd worden. Langzaam en triestig schudde hij 't hoofd en week terug naar de deur. "D'r 'n es nie mier aan te doen; 't es euk al uit mee heur," murmelde hij moedeloos. "All' uren uit," antwoordde stil het jong begijntje.

Alfons, in 't zwart gekleed, 't gelaat bleek en getrokken, de oogen week en rood-omrand door 't schreien, stond in den killen, naakten gang van het Couvent ter Bloemen vóór het jong begijntje dat zijn oude nicht verpleegde en met stil gebaar de deur voor hem geopend had. "Woarom es 't?" vroeg zij gedempt, haast fluisterend, als in een huis waar een zwaar-zieke ligt.

Zacht opende zij weer de deur voor hem en na een laatsten, weemoedigen blik op de in elkaar gezonken, witte gedaante, verliet hij het couvent, tot aan het poortje door het jong begijntje uitgeleid. Ook nicht Begijntje zou hij nooit in leven meer terugzien. Acht dagen later, juist op een ochtend dat Alfons klaar stond om nog eens naar nicht Begijntje toe te gaan, kwam het doodsbericht.

Zoo doen in stilte de vrome begijntjes: ze poetsen de gele kandelaars, wanneer de processie ommewandelt, en zingen alzoo de glorie van hun God .... Poets maar, snoezig begijntje, en wend u niet af van mij want, in waarheid, gij duikt u te vergeefs: alreeds heeft de gloed van den klaren kandelaar u verraden. Francine had zich neergezet rechtover hem.

Nicht Begijntje, oud en half verkindscht, had te nauwernood eenige verwondering laten blijken. Zij had weinig notitie van Rozeke genomen en eindeloos geklaagd over haar eigen gezondheid, die den laatsten tijd zoo achteruitging.

En eensklaps dacht hij dat hij vooral niet vergeten mocht nicht Begijntje's goedkeuring te vragen om met Rozeke te trouwen. Gelukkig dat hij daaraan nu plotseling dacht! Wat zou nicht Begijntje wel zeggen indien hij daar zoo opeens met Rozeke vóór haar stond, en zei: "Nicht Begijntje, ik ben getrouwd en hier is mijn vrouw."

Als een tragische heilige zat ze daar, als een afgeleefde bruid des Heeren in bewusteloosheid wachtend op de levenslang verbeide komst van haar verlosser. "Nichte Begijntje," begon heel zacht Alfons, met een stem die beefde van ontroering:... doch zij merkte niets van zijn aanwezigheid, noch hoorde zelfs den klank van zijne woorden.

't Idee werd goedgekeurd; maar La en Vaprijsken wisten niet wat zij in dien tusschentijd wel zouden doen. "Goa mee," zei Rozeke, die tegen dit tweede bezoek aan nicht Begijntje heimelijk opzag. Doch Alfons keurde dit voorstel beslist af. "Nie nie, 'n doe da niet, ze zoe 't kunnen kwoalijk nemen," zei hij bezorgd.

Zij waren weldra zoo totaal van het doel huns bezoeks afgedwaald, dat Alfons haar eraan had moeten herinneren en met trillende stem aan nicht Begijntje gevraagd had of ze 't wel goed vond, dat ze met elkander trouwden. "Joa ik," had nicht Begijntje geantwoord, "op conditie da g'ulder veur ulder huwelijk deftig gedroagt en in de zonde van onkuischheid nie 'n vervalt."