Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 11 juni 2025
Daar zijn verliezen, die niet treffend zijn, die niemands medegevoel opwekken, waarbij het geen mensch zal invallen deelneming te betuigen, waarvan dikwijls te spreken zelfs bespottelijk schijnt, maar die met dat al verliezen zijn. Zoodanig was voor Polsbroekerwoud de dood van zijn getrouwe Mijntje. De goede man was altijd zeer aan haar gehecht geweest.
Maar als het hem dan na veel woelens gelukte, dan benauwden akelige droomen zijn geest: nu eens hoorde hij de schel van de stoomboot luiden, en hij kon onmogelijk klaar komen; dan weder kwam Mijntje, zoo hij meende, boven, daar hij wakker genoeg was, om te merken, dat hij nog geheel ontkleed was, en zij zag hem en profond negligé, en Mijntje bloosde, en Joachim zelf bloosde.
Gelukkig is Mijntje verstandig genoeg om niet verder te vragen, maar hem te bed te brengen. Als een kind laat hij zich helpen; nu en dan zegt hij een paar onverstaanbare woorden, en als hij te bed ligt, snorkt hij spoedig zwaar en luid. De geduldige vrouw ziet bezorgd den ronkenden man en haar kinderen aan, zucht: „Moet dat er nou nog bijkomen!” en weent zich eindelijk in slaap.
Bekkie, de jongste, wroette met grijpende vingers, smerend de waatrige brei om den spelenden mond Mijntje, gebogen over de tafel lepelde den pot uit, schraperig-hard langs de randen tot waar op den bodem de portie van water en kluiten voor vader bewaard bleef. Neer was 't raamgordijn, vergeeld in streeprige plooien.
"Hebbe we dan komme genog?" , vroeg Suikerpeer. "Scharrele we wel", zei Essie: "as Eli van benejen wat haalt"... Met Mijntje samen, liep-ie omlaag, klappertandend van de kou in de gang, na 't eten. En weer op den tast, nam-ie de kommen, haastte terug naar de warme kamer boven. Op 't portaal, in 't donker, botste-die tegen Rebecca, die bij Poddy geweest was. "Bin jij 't Mijntje?" , vroeg ze.
Hij ging hierin zelfs zoo ver, dat hij meende, dat dienstbaren somtijds onbetaalbare diensten kunnen bewijzen, en onder dezulken telde hij zijn overledene Mijntje. Het scheen hem dus een gemakkelijke pligt, haar altijd vriendelijk te bejegenen; hij stelde er zich wezenlijk genoegen van voor, haar, die hem in zijne jeugd zoo goed verzorgd had, eenen onbezorgden ouderdom te verzekeren.
Pols bemerkte dadelijk toen hij in bed kwam, dat Mijntje het niet voor hem had opgeschud. Hij deelde deze opmerking aan Torteltak mede, die met hem op ééne kamer sliep. Maar deze sloeg hierop weinig acht; want hij bereidde zich voor, om van Ambrosine te droomen, en, aan haar denkende, wakker te worden. En Ambrosine? Wij hopen, dat zij goed zal gerust hebben.
Het zou Pols zeker gemakkelijk geweest zijn om zijn vriend in bondige en betoogende redeneringen te weêrleggen; maar hij vond bij zulke gelegenheden meer kracht van overtuiging in den uitroep: "Nu, ik blijf toch maar zeggen "Holland bovenal!" al heb ik er kind noch kraai, nu Mijntje dood is."
Neen, zoo gelukkig was hij nooit geweest; zooveel geluk kon Mijntje hem niet geven, hoeveel zij ook van hem hield. En zelfs met Leentje, de dochter van den droogist uit Utrecht, die zoovele weken bij zijne nicht Van Schalen had gelogeerd, had hem zijn huis zulk een tempel van huwelijksgeluk niet kunnen worden.
"Zoo", zei hij "'k hoor 'r al werke"... Essie en Mijntje weken naar de deur, schuw met de oogen knipperend. Eleazar zelf bang geworden door de zenuwdrukte der vrouwen, schroefde de kraan 'r weer op. "As je nou wacht, zal je zien", zei-ie, blij om z'n handigheid: "zet 'r maar je emmer onder." Aandachtig bleven ze wachten. Er kwam niets.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek