Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 11 juni 2025
Met een schrik ontwaakte hij, en gelukkig! hij was alleen, en het was nog donker. Niet voor op het laatst van den nacht sliep hij gerust in, en hij zou zich, met al zijne onrust en bezorgdheid, nog verslapen hebben, indien de nachtwacht niet aan de commissie van Mijntje en het toegezegde kwartje had gedacht.
"Draai 'm over zijn kop!", schreeuwde Poddy weer. "Hoe ken men zien wad-de kop en wad-de togus is?" , gijnde Suikerpeer. Met viel de la uit de tafel, wat zoo'n smak gaf dat Essie en Mijntje en de kindren op 't portaaltje te hoop drongen. "Nah! Nou zeg 'k niks meer! Hij heit z'n zin!", gromde Poddy. "Hoe ken men zoo verstopt, zoo stom zijn", begon Essie te verwijten.
„Alweer niets. Komaan! dat gaat goed,” dacht Dirk; „er schijnt geen navraag naar te komen; ’k zal nog een dag of wat wachten en dan...” Ja, wat zou hij dan doen? Hij wist het nog niet recht, want om Mijntje deelgenoot te maken van zijn geheim ging volstrekt niet aan. Hij moest iets verzinnen, een leugen;
Dovid, snel-slikkend, ruig-van-gijn, had moeite te antwoorden: "voor mijn part zalle juillie over twee dage sjiwwe over me zitte, as 'k maar genog krijg!" , riep-ie 'n vollen lepel 'r bij persend. "Hè! Hè! Wad-'n barschtkeel!", lachte Mijntje.
Want Mijntje was toch heusch een goede meid, en knap voor haar werk, en nog zoo zindelijk, en eerlijk en trouw als goud, al kwam zij tot hooger jaren. Zij was ook altijd uwe trouwe zorg, en die van uwes vader en moeder zaliger, en dat bleef ze tot aan haar dood toe.
Pols maakte een einde aan die uitroepen en bespiegelingen, door aan de vrienden te vragen, of zij van garnalen hielden, en gaf intusschen aan Mijntje den last, om die met de salade en het koude vleesch boven te brengen. Hij zou wel voor een soupétje gezorgd hebben, maar dat zou bezwarend zijn, en zij moesten vroeg op.
Een lange poos zit de manke met den ouden baron te praten; hij verhaalt hem van Mijntje, van zijn kinderen en eindelijk ook van Bles
’t Duurde lang eer Dirk dien nacht den slaap kon vatten; onrustig woelde hij op zijn legerstede en een paar malen vroeg Mijntje: „Ben je niet goed, man? Slaap je nog niet?” Neen! hij kon niet slapen; dat taschje op zijn borst drukte hem; ’t was alsof hij er de nachtmerrie mee kreeg.
Groote Amerikaanse sphiegchel des gheheims!" "Loat me met vrêje!" zei Gerrit, en Gijs, die zien Mijntje toch wel is efkes had willen zien, werd door den ontstemden vader voortgetrokken.
En we hebben toch altijd goed betaald, Mijntje.” „Wist ik maar raad, Dirk!” Opnieuw barst zij in tranen uit. Dirk richt zich op als iemand, die plotseling een besluit genomen heeft, en met de vlakke hand op zijn knie slaande, zegt hij: „Huil niet, vrouw! Ben je gek om je ongerust te maken. Wat n’alterasie om zoo’n lamme vent, hé?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek