Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 11 juni 2025


Mijntje had vijf centen gries gekookt, schepte uit een roodaarden pan, bediende de kindren, die aten met honger. Ze slurpten de pap, slobberig-zuigend, monden bekwakt met klodders gries.

Daarop borden en glaswerk, roodkoperen dingen in dofrood gevlam. Den rand van den schoorsteen, terzij van de bedstee, had Mijntje belegd met repen behangsel en ook daarin roofdier-tanden geknipt, lauw nu ombollend door de warmte der kamer. Op den grond, bij de koperen kachel, lagen de kindren, Meijer vooraan, die wakker nog was.

P.S. Mijne vrouw wil, voor ik deze sluit, ook nog een woordje bijvoegen. "Waarde Neef Joachim!" "Uwe zult wel hebben staan te kijken, toen mijn man het u schreef, van Mijntje. Ik kan uwe dan ook wel zeggen, ik er geheel kapot van ben geweest, zoo zelfs, de meester mij een drankje heeft voorgeschreven.

"U ken ze nie zien u heit makkelijk zegge dat moeder 't verstaat", zeurde Mijntje: "dat zijne geen boterhamme, dat zijne piemeltjes". "Zijne dat piemeltjes!" , riep Essie, nijdig 'n boterham tegen 't licht houdend, dat de korst op 'r voordeeligst te zien kwam: "doe 't me na voor veertien perzone, stik schlemiel!"

Esther, meisje van twaalf, had witte plekken op 't hoofd, waar 't haar school onder zalf; Jaantje, kindje van tien, had 'n groen-zwerend oortje; Flippie, 'n jongske van zes, snurkte door 't mondje, bekrabde in slaaprig beweeg 't hoofdje van korsten dat 't waterig bloed bekleefde de haren. De jongste lagen in de bedstee, waar ze sliepen met vader en moeder. Mijntje lag meê op den grond.

Mijntje was eene bedaagde dienstmaagd, die reeds bij den ouden Heer Polsbroekerwoud gewoond had, die met vele andere zaken aan Joachim als erfdeel was nagelaten, en steeds met een oog van welgevallen den Jongenheer Joachim aanschouwde, dien zij, o zoo klein! had gekend, en nog wel op den arm had gedragen.

Mijntje kon nauwelijks een traan bedwingen, toen haar brave Heer voor zoo lang wegging, en dacht dat zij het wel eenig zou hebben.

"Dan zal 'k 't gaan hale," riep-ie de trap afhaastend. Benee lukte 't niet. De kraan bij Reggie toeterde, gaf nog geen water. 't Zat verderop, zooals-ie gedacht had. Vlug liep-ie terug, schepte uit den emmer bij Suikerpeer, werd door Essie en Mijntje en Suikerpeer met door mekaar geschreeuwde gijntjes behageld. Nou z

Deze waren de personen, die vergezeld van koffers, valiezen en ransels, zich op de stoep bij den Heer Joachim Polsbroekerwoud bevonden, en, na door Mijntje te zijn opengedaan, niet zonder gedruisch te trappen opstoven. "Dag, Pols! Dag, Pols! Dag, Joachim!" klonk het uit vier monden te gelijk.

"As uwe van beneje effen wat borde wil hale?" , vroeg Essie aan Eleazar: "we komme d'r nie. Nee, we komme dr nie, Mijntje. Wij zijne met z'n achte en u en Reggie en Saartje zijne d'r ellef enne Bekkie en Joozep dad-zijne d'r dertien"... "Dertien", zei tante Reggie, angstig: "dertien dertien mag nie. Heit-u Dovid wel meegeteld?" "Enne Dovid is veertien", knikte Essie gerustgesteld.

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek