Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 11 juni 2025


"Maar, Mijntje!" dus ging Joachim voort: "gij weet nu, dat wij morgen op reis gaan." "Ja, Mijnheer! alles is klaar; uw koffer gepakt; uw valies gesloten; op uw ransel heb ik de laarzen gebonden. Maar ... wat ik zeggen wilde, Mijnheer! daar is hier eene houten pijp bezorgd. Is dat ook voor Mijnheer? UE. rookt immers niet?" "Ja, kind! dat is nu wel zoo, maar op reis leert men dat misschien aan.

Hij luistert verder, en al kan hij niets zien, hij weet, hij merkt, dat Mijntje dichter bij den knaap is komen staan, want ze spreekt nu minder luid en heftig.

Saartje werd naar benejen gezonden, om de flesch te halen, waarin nog 'n restantje most zijn. 'r Geelde 'n dikke laag schimmel op. Beurt om beurt roken Essie, Reggie, Mijntje, Suikerpeer aan den hals of ze nog goed was, of je ze nog mocht gebruiken.

Behang was er op zij van de deur , de rest in flarden gekruld, hing los aan de wanden van spikklige kalk. De muur was 'n vervellend dier, dat de oud-doode huid van zich afschudt. 't Netst blankte de kast met deuren van klein-glazen ruitjes er achter planken met puntige tanden vergelend krantepapier, tanden groot en gelijk, knipsel van Mijntje.

De vrienden namen in alles genoegen, en na een en ander genuttigd te hebben, legden zij zich in ledekanten, bedsteden en kermis bedden neêr, en Polsbroekerwoud sliep in het volle vertrouwen in, dat de klapperman Mijntje, en Mijntje hem, kwart voor vier ure zou roepen, om klokke zeven op de stoomboot te kunnen zijn. De stoomboot van Rotterdam naar Nijmegen.

Lachend nam Eleazar den keulschen pot met het zout, liet met 'n eierlepeltje zout in 't spongat zakken. Hij had 't zoo is eens zien doen. "Verschwarzte nar! Wat mors je nou!" , riep Essie: "hoe ken men zoo klatsche met kostbaar zout!" "Wat doet-ie dan?" , vroeg weer de blinde. "Wat-ie doet!", gierde Mijntje: "hij zit de waterleiding lepeltjes zout te voere! Hou nou op, gammer!"

"In 'en kertierke," zei de zoon, en opstaande trok hij de klompen aan; sloeg de pet in den nek, verliet de woning, en liep noar Mijntje.

Haastig duwden ze den wagen de poort uit naar een buur in de straat tot de brancards zouen komen. Suikerpeer, met Reggie, Mijntje en de kinderen, op bloote voeten, huilend door den gierend-kouden wind die de hemden op de bloote borsten dee flappren, strompelden mee. Bij Poddy één-hoog, boven Reggie's kamer begon het zijwaartsch dakraam lachend licht naar de daken te spuien.

Toen Rebecca met 'r emmer kwam, vóór Essie en Mijntje, had-ie gescholen in 't scheemren der kamer. Hij was bang voor 'r oogen, de bloed-opjagende oogen onder de donzing der brauwen. As-ie 'r wèer alleen zag, wat dan? Hij wist 't niet. 't Maakte 'm gejaagd en verlegen.

Bekkie, hongerig, sloeg met 'r lepel tegen 'n bord. Mijntje, die van de kast naar de tafel liep, tellend of 'r genoeg vaatwerk was, trok 'r dan nijdig den lepel uit de hand, 'm op 't tafelvlak kletsend 't was om stapel te worde, dat lawaai en getik! en als ze weer bij de kast was, dee Bekkie 't opnieuw, verwend en brutaal.

Woord Van De Dag

buitendam

Anderen Op Zoek