Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 13 juni 2025
SATURNINUS. Wat! heeft de hemel meer dan ééne zon? LUCIUS. Waar dient het toe, dat gij uzelf de zon noemt? MARCUS. Gij Rome's keizer, en gij neef, laat af; Wat u verdeelt, moet kalm besproken worden. Het gastmaal is gereed, dat zorgvol Titus Heeft aangericht tot goed en eervol einde, Voor Rome's eendracht, vrede, vriendschap, heil; Treedt, bid ik, nader, neemt uw plaatsen in.
LUCIUS. O wakk're Goth, dit is die bare duivel, Die Andronicus' dapp're hand hem stal, De parel, die de keizerin bekoorde, D
TITUS. Ach, Marcus, Marcus! broeder, 'k weet te goed, Uw zakdoek kan geen traan van mij meer drinken, Want gij hebt zelf met de uwe hem gedrenkt. LUCIUS. Lavinia, kom, ik wisch uw wangen af. TITUS. Zie, Marcus, zie!
Als afgezant van koning Arthur trekt hij naar het hof van keizer Lucius om aldaar te onderhandelen over eene schatting, die door de Romeinen geëischt wordt. Zijn optreden aan het hof te Rome is van dien aard, dat de oorlogsverklaring aan koning Arthur niet lang op zich laat wachten en in den daarop volgenden veldtocht onderscheidt Walewein zich door zijne trouw en dapperheid.
DE JONGE LUCIUS. Grootvader! ach, grootvader! o, hoe gaarne Stierf ik, zoo gij dan weer herleven mocht! O god! door 't weenen kan ik niets meer zeggen; Ik stik in tranen, open ik den mond. EEN ROMEIN. Staakt, treurende Andronici, thans uw rouwklacht! Maar spreekt het vonnis van den onverlaat, Die al deez' gruweldaden heeft verwekt.
Als gij dit doet, meld ik u wond're zaken, Waarvan het weten u veel voordeel brengt; Wilt gij dit niet, 'k laat alles mij gevallen, En spreek niets meer; maar wraak verdelge u allen! LUCIUS. Zoo spreek dan; en behaagt mij wat gij zegt, Dan blijft uw kind gespaard, ja, 'k voed het op.
Geen handen hebt ge om tranen af te wisschen, Geen tong om wie u martelde ooit te noemen; Uw gade is dood, en om zijn dood uw broeders Veroordeeld en voorzeker nu reeds dood. Zie, Marcus; ach, zoon Lucius, zie haar aan; Nu ik haar broeders noem, staan op haar wangen Weer versche tranen, als een zoete dauw Op een geplukte en schier verlepte lelie.
Vaarwel, trotsch Rome; u laat, tot hij hier keert, Thans Lucius panden, dierb'rer dan zijn leven! Vaar gij, Lavinia, eed'le zuster, wel; O waart gij als gij vroeger zijt geweest! Doch thans leeft Lucius, leeft Lavinia niet, Dan in vergetelheid en naamloos wee.
Tien duizend erg're dan ik ooit bedreef, Zou ik begaan, zoo ik naar lust kon hand'len; En deed ik één goed werk in heel mijn leven, Dan is het dit, wat mij van harte rouwt. LUCIUS. Den keizer mogen trouwe vrienden halen En in zijns vaders graf ter aard bestellen. Mijn vader en Lavinia voeren wij Terstond naar 't grafgewelf van ons geslacht.
ÆMILIUS. Neen, kom! eerwaardige Romein, en stell' Veeleer uw hand ons onzen keizer voor, Den keizer Lucius; want ik weet, met mij Roept elk, als ik: "Dat Lucius keizer zij!" Allen. Heil, Lucius, heil! heil, Rome's eed'le keizer! Gaat thans in 't rouwhuis van den ouden Titus, En sleur dien godvergeten Moor hierheen, Opdat een ongehoorde marteldood Als straf bepaald zij voor zijn gruw'lijk leven.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek