Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 1 juni 2025
Geen sprak die algemeene, valsche, koude, Ledige praat die het hart ontkennen doet Het ja dat 't ademt, en die nochtans maakt Dat het die ongemeende huichlarij Nog ondervraagt met naamloos zelfmistrouwen.
TITUS. Niet ik, 't was Chiron met Demetrius; Die hebben haar onteerd, de tong ontrukt; Door hen ging ze onder naamloos wee gebukt. SATURNINUS. Ga, haal hen, stel hen voor ons, en terstond. TITUS. Zij zijn daar beide' in die pastei; hen vond Hun moeder pas een lekk're spijs; zij at, Wat ze in haar schoot eens droeg, heeft liefgehad. 't Is waar, 't is waar, dit tuig' mijn scherpe dolk.
Een oogenblik overviel hem een naamloos verlangen; zou zij een medelijdenden blik voor hem over hebben, zoo zij wist, hoe ver het met hem gekomen was? Hij lachte luid. Neen, die koude, heldere oogen, zij konden niet vriendelijk zien zooals deze; het portret geleek niet op haar, alleen het haar.
...Hoe ben ik toen onze Jodenbuurten, die immers zoo schilderachtig heeten, gaan gruwen als een vreeselijke plek van naamloos wee in de groote stad. Daarop weer thuis, nog vol van deze ellende uit het Amsterdamsche Ghetto, las ik in een oud boek, dat een Jood, die van mijn belangstelling wist, mij ter leen gegeven had.
Was ze u meer dan rijke bloeme, bloeiende in een vreemde gaard, Waar gy slechts de zorg mocht deelen, die haar voor het weêr bewaart? »Heb ik haar mijn hart geschonken 't was, gebogen op mijn kniên; 't Was met kinderlijken eerbied, zoo ik tot haar op dorst zien. Neen dat drukt niet op mijn boezem... maar een geest waart om my rond, Die in 't kleppren van zijn vlerken my een naamloos wee verkondt.
"Army!" riep zij op eens en vloog de trappen af; maar daar sloeg juist de zware eikenhouten deur dreunend dicht, zoodat het geluid door de hooge gang klonk. "Army!" herhaalde zij nog eenmaal zacht en strekte de armen uit; heete tranen ontrolden aan hare oogen en langzaam ging zij weder naar haar kamertje. Reddeloos verloren! Hoe ledig, hoe naamloos ledig was de wereld haar geworden!
Ik heb nog nooit zulke soldaten gezien; ze dragen geen blinkende uniformen en wapenen, maar grauwe kleeren, vol modder; zooiets als schoonmaaksters, maar dan in het mannelijk. Een naamloos wee stijgt mij naar de keel: aardappelenschillen... dwijlen... emmers... zeepwater......!!!
Doch toen daar over den dijk naar de duinen wegreed de lange zwarte lijkstatie, wijl er een tranenfloers lag over het landschap en de zee in mist haar gelaat verborg, als schaamde zij zich harer daad, toen greep mij plots het naamloos wee van dat gansche vreeselijke gebeuren aan en met de treurenden treurde ik; rouwde ik, niet om die vier dooden alleen die daarginds met bloemen bedekt en met eere begeleid ter laatste rustplaats werden gevoerd, maar ook om al die anderen die achter mij en voor mij in de lijkenloods, in het wrak nog, misschien in de zee en aan de overzij daarvan of op eenzame stranden lagen; rouwde ik om al de slachtoffers van deze wereldschokkende ramp.
Aldus is er in de voorloop-sagen een huiveringwekkende noodwendigheid te bespeuren, het zuiverste fatalisme, dat ik ken. Wel is een Macht achter alle feiten, doch deze is naamloos en genadeloos. Wordt in vele sagenboeken aangetroffen. De overlevering is zóó algemeen bekend, dat men niet kan nagaan, of ze inderdaad nog "leeft" of niet.
Hij glimlacht flauw, en, daar hij oogenblikkelijk geen enkel woord kan uiten, wijst hij op het overhemd en de das, die hij in handen heeft, alsof hij zeggen wilde: laat mij dit eerst wegleggen.... Suze schijnt te herleven. De eerste uitdrukking van naamloos geluk keert terug.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek