United States or Mauritius ? Vote for the TOP Country of the Week !


Helaas, datgene, wat ik, schoon wellicht geheel ten onrechte, de noodwendigheid mijner uitingen zou willen noemen, dwingt mij nu, reeds bij den aanvang van dit schrijven den gemoedelijken en kalm-vriendelijken lezer te irriteeren en wellicht af te schrikken met een zoo paradoxaal-klinkende bewering als deze: De alomtegenwoordigheid in de een of andere durende relatie, gesteld nu eens, dat een niet-bovenmenschelijk wezen alomtegenwoordig kòn zijn, zou dat wezen onverbiddelijk verhinderen, roem, waardeering of zelfs genegenheid te verwerven.

Indien ge dit ontkent, stel dan een ding dat uit de noodwendigheid van eenig attribuut voortvloeit en bestaat in een of ander attribuut Gods, bijvoorbeeld de voorstelling Gods in het Denken en onderstel dat het ééns nìet heeft bestaan of niet bestaan zal. St. XI en Gevolg II St.

Ik begreep: het waren heksenbezweringen, om de maan uit haar loopbaan te rukken, uit haar zilveren kring van noodwendigheid en het gelukte der heksen somtijds en zoo het haar gelukte, hadden zij die maand macht over de elementen, die dan gunstig waren aan haar verderfelijke werken.

Opmerking II: Uit het voorgaande volgt duidelijk dat de dingen door God in hoogste volmaaktheid zijn voortgebracht, aangezien zij met noodwendigheid uit een gegeven allervolmaaktsten aard zijn voortgevloeid, en hierdoor wordt God allerminst van eenigerlei onvolmaaktheid beticht; immers zijn volmaaktheid zelf dwingt ons juist dit te erkennen.

H.t.b.w. Opmerking: Niemand zal dus, tenzij door uitwendige en met zijn aard strijdige oorzaken gedwongen, verwaarloozen zijn belang na te streven of zijn wezen in stand te houden. Niemand, zeg ik, zal krachtens de noodwendigheid van zijn eigen aard voedsel versmaden of zichzelf dooden; wat hij echter door uitwendige oorzaken gedwongen, op velerlei wijzen doen kan. St. Stelling XXI.

Opmerking: Hiermede heb ik alles afgehandeld wat ik over de macht van den Geest tegenover de aandoeningen en over de Vrijheid van den Geest heb willen betoogen. Er blijkt hieruit, hoeveel de wijze vermag en hoeveel sterker hij is dan de onwetende die alleen door lust geleid wordt. Immers behalve dat de onwetende door tal van uitwendige oorzaken her en der gedreven wordt en nooit waarachtige zielsrust erlangt, leeft hij bovendien als onbewust van zichzelf, van God en van de dingen, en zoodra hij ophoudt te lijden houdt hij tevens op te bestaan. De wijze daarentegen, voorzoover men hem als zoodanig beschouwt, wordt nauwelijks van gemoed bewogen en houdt met eeuwige noodwendigheid zich bewust van zichzelf, van God en van de dingen nooit op te bestaan, en is steeds de waarachtige zielsrust deelachtig. Indien al de weg, welke, naar ik aantoonde, daarheen leidt, zeer bezwaarlijk lijkt te zijn, hij kan nochtans worden gevonden. En voorzeker, wèl moet het moeilijk zijn, wat men zóó zelden aantreft. Want indien de redding voor het grijpen lag en zonder groote inspanning te bereiken was, hoe ware het dan wel mogelijk dat zij door bijkans iedereen wordt voorbij gezien? Doch

Ik geloof toch dat het reeds voldoende gebleken is, zoowel uit de gronden en oorzaken uit welke, naar ik heb aangetoond, dit vooroordeel ontsproten is, als uit Stelling XVI en de Gevolgen van Stelling XXXII, en bovendien uit al die stellingen, waarin ik heb bewezen dat alles in de Natuur voortkomt uit een eeuwige noodwendigheid en in de hoogste volmaaktheid.

Opmerking: Op tweeërlei wijzen worden de dingen door ons als werkelijk bestaande opgevat: òf voorzoover wij ze ons denken als bestaande in verband met een bepaalden tijd en plaats, òf voorzoover wij ze denken als in God begrepen en voortvloeiende uit de noodwendigheid van den goddelijken aard.

Hare kleeding, alhoewel samengesteld uit stoffen, waarvan de kleuren door den tijd vergaan waren, droeg het kenteeken niet dier armoede, welke de hulp van het openbaar afsmeekt; integendeel kon men bemerken, aan hunne netheid en aan de menigvuldige doch bijna onzichtbare naden, met welke zorg zij gepoogd had hare noodwendigheid te verbergen.

Zij opende dien: hij was van Amelia, die haar, onder warme dankbetuigingen voor het haar verleende verblijf, kennis gaf, dat zij vertrokken was, om haar vader terug te vinden en met dezen de Vereenigde Provinciën voor altijd te verlaten, terwijl zij verschooning verzocht, van zich dus zonder afscheid te verwijderen, hetgeen men toch vooral aan geen gebrek aan hartelijkheid moest toeschrijven: maar alleen aan de gebiedende noodwendigheid, welke haar gedwongen had, op een zoo verhaaste wijze van de zich opdoende gelegenheid gebruik te maken.