Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 6 juni 2025
Opmerking: Deze stelling zal men nog veel duidelijker begrijpen uit hetgeen in de Opmerking bij Stelling VII van dit Deel gezegd werd. Daar immers hebben wij aangetoond dat de voorstelling van het Lichaam en het Lichaam zelf, d.w.z. (vlg. St. XIII v.d. D.) de Geest en het Lichaam, één en hetzelfde enkelding zijn, dat nu eens wordt beschouwd als openbaring van het attribuut des Denkens, dan weer als openbaring van dat der Uitgebreidheid. Daarom is ook de voorstelling omtrent den Geest [in God] en de Geest zelf één en dezelfde zaak, nu beschouwd onder hetzelfde attribuut, namelijk het Denken. De voorstelling omtrent den Geest en de Geest zelf, moeten dus, beweer ik, beide met dezelfde noodwendigheid en krachtens hetzelfde vermogen tot denken, in God bestaan. Inderdaad toch is de voorstelling omtrent den Geest, d.w.z. de voorstelling eener voorstelling, niets anders dan een vorm van voorstelling, voorzoover zij als openbaring van Denken zonder eenige betrekking tot een voorwerp wordt opgevat. Zoodra iemand iets weet, weet hij door dit feit zelf d
Het is evenwel niet genoeg, de noodwendigheid der harmonie uit deze wetten te herleiden; ons streven moet het zijn, die wetten zelve dieper te doorgronden.
Zijn gepeins over deze zonderlinge omstandigheden, werd evenwel gestoord door de noodzakelijkheid, om de rust te nemen, die de vermoeienissen van den vorigen dag en de noodwendigheid, om zich tegen het gevecht van den aanstaanden morgen te versterken, onmisbaar maakten.
Hoe meer de mensch nu "één is met God", dat wil in den Spinozistischen gedachtengang zeggen: hoe beter hij God begrijpt en hoe meer hij hem lief heeft d.w.z. hoe redelijker hij denkt en leeft; hoe meer hij ook doordrongen zal zijn van het besef van noodwendigheid en eeuwigheid en hoe minder de illusie van zijn tijdelijk bestaan en de vrees voor zijn dood hem zullen hinderen.
Ik heb hierboven gezegd, dat kunst óók de doorlichter van het mom der dingen is. Ik zou hieraan nu verduidelijkend willen toevoegen, dat kunst het zichtbaar worden der noodwendigheid in 't voorgesteld gebeuren ten gevolge heeft, en dat het blijken dier noodwendigheid de schóónheid van 't voorgesteld gebeuren uitmaakt. Meenden wij van een zeker gebeuren, zoolang kunst dat niet had doorlicht, dat 't op een zedelijken grondslag rustte of die miste zoodra kunst dat wel heeft doorlicht blijkt het te rusten op den grondslag der noodwendigheid, blijkt het dus te bestaan in een sfeer, die buiten-menschelijk-zedelijk is en dus geen menschelijk-zedelijken grondslag daar te kunnen hebben. Te zeggen dus, dat de schoonheid der voorstelling wèl afhankelijk is, in welken tijd ook, van den zedelijken grondslag, d
Toch, juist in het feit dat de menschen mij zullen herkennen overal waar ik ga, en wat zijn dwaasheden aangaat, alles omtrent mijn leven zullen weten, kan ik ook iets goeds voor mij ontdekken. Het zal mij de noodwendigheid inprenten van mij weêr als kunstenaar te doen gelden, en dat zoo snel als ik bij mogelijkheid kan.
In Gevolg I en II van Stelling XXXII Deel I evenwel, hebben wij deze meening afgewezen en in Stelling XVI Deel I hebben wij aangetoond dat God handelt met diezelfde noodwendigheid, waarmede hij zichzelf begrijpt.
Hiermede heb ik Gods aard en eigenschappen ontvouwd, namelijk dat hij noodwendig bestaat; dat hij eenig is; dat hij uitsluitend krachtens de noodwendigheid van zijnen aard bestaat en handelt; dat hij aller dingen vrije oorzaak is en op welke wijze; dat alles in God is en zoodanig van hem afhangt, dat het zonder hem noch bestaanbaar noch denkbaar is; en ten slotte dat alles door God is voorbeschikt, weliswaar niet uit vrijen wil of onbeperkte willekeur, maar krachtens zijn volstrekten aard ofwel zijn oneindige macht.
Aldus is er in de voorloop-sagen een huiveringwekkende noodwendigheid te bespeuren, het zuiverste fatalisme, dat ik ken. Wel is een Macht achter alle feiten, doch deze is naamloos en genadeloos. Wordt in vele sagenboeken aangetroffen. De overlevering is zóó algemeen bekend, dat men niet kan nagaan, of ze inderdaad nog "leeft" of niet.
Immers zaligheid is niets anders dan die zielsrust zelve, welke uit de intuïtieve kennis van God voortspruit, terwijl het verstand volmaken niets anders zeggen wil dan God, Gods attributen en de handelingen welke met noodwendigheid uit zijn wezen volgen, begrijpen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek