Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 13 juni 2025


Ontelbare keeren was aan de hunnen het quaestor-schap of het consulaat toevertrouwd geweest; en wat Lucius aanging, die thans zijn gast was, hem was men grooten dank verschuldigd als overwinnaar der Cliten, en als vader van den jongen Aulus, die hier in zijn eigen rijk scheen terug te keeren: want was het Oosten niet het vaderland der goden? Deze hyperbolen werden in 't Latijn uitgesproken.

Marcus, let op mijn huis; Lucius en ik, wij gaan ten hove pralen; Wij willen 't, ja, en hulde brengt men ons. MARCUS. O Hemel! kunt ge een brave hooren jamm'ren, En geen erbarmen toonen met zijn lot? Marcus, let bij zijn waanzin goed op hem, Wiens hart meer wonden heeft van bitter leed, Dan zijn gebutste beuk'laar vijandsmerken; En toch zoo vroom, dat hij geen wraak wil nemen!

ÆMILIUS. Te wapen, heer! Nooit drong de nood zoozeer. De Gothen zijn vereend, en met een macht Van koene krijgers, fel belust op buit, Naar Rome op marsch, nabij reeds; aan hun hoofd Staat Lucius, zoon van de' ouden Andronicus; Hij dreigt, in zijne wraak niet minder ver Te willen gaan dan eens Coriolanus. SATURNINUS. De dapp're Lucius veldheer van de Gothen?

Komt, komt, dat nu een elk volijv'rig zij Voor dit onthaal, dat gruw'lijker moog' blijken En bloediger dan der Centauren feest. Vlug, draagt hen binnen; ik speel nu voor kok, Opdat zij klaar zijn, als hun moeder komt. Aldaar. Een open gebouw in Titus' tuin. Lucius, Marcus en Gothen komen op, met Aaron als gevangene. Er staat een tafel gereed voor een feestmaal.

LUCIUS. Gij, trotsche Saturninus, stremt het heil, Dat Titus' edelaardigheid u toedenkt. TITUS. Wees kalm, mijn prins; de harten van het volk Geef ik u weer en speen die van hun lust. BASSIANUS. Ik, Andronicus, vlei u niet, maar eer u, En zal dit doen, zoolang ik leven heb.

Hij scheidde echter van Marcella en huwde na den dood van Marcellus diens weduwe, waardoor hij nu de schoonzoon van Augustus werd . Zijne beide zoontjes uit dit laatste huwelijk, Gaius en Lucius, werden door Aug. aangenomen; een derde zoon werd na 's vaders dood geboren en daarom Agrippa Postumus genoemd. Zie de genealogie aan het einde van het art. Iulii.

Een oude gloed van gobelins aan de muren, en die, meendet ge, waren toch echt.... Och, och, alle duivels, het is papier van zooveel de rol! Maar gelukkig! daar komen tenminste menschen de kamer binnen. Ah, Lucius, ouë Romein, men ontmoet een van jou slag niet elken dag. Mag ik eens nader kennis maken? Maar pòe! Wat mankeert die vent!

SATURNINUS. Ja, maar de burgers achten Lucius hoog, En vallen mij wis af, om hèm te helpen. TAMORA. Wees keizer, heer, in denken als in naam. Taant ooit de zon, wijl muggen in haar dansen?

Of bijten we ons de tong af en doorleven In stom gebaar des levens droeve rest? Wat doen wij? Spreekt! laat ons, die tongen rijk zijn, Een schrander plan van verd're ellend ontwerpen, Opdat we een wonder zijn voor laat'ren tijd. LUCIUS. Mijn vader, stuit uw tranen; bij ons wee, Zie, hoe mijn arme zuster snikt en schreit. MARCUS. Stil, lieve nicht; gij, Titus, droog uw oogen.

Wat ik nu uitdenk voor zijn dolle vlagen, Steunt gij dat, zet het voort door wat gij zegt; Want hij gelooft nu vast, dat ik de Wraak ben; En daar die waan hem lichtgeloovig maakt, Doe ik hem Lucius, zijnen zoon, ontbieden; Is bij een feestmaal die in mijn bereik, Dan vind ik wel een sluwe list om fluks De licht verdwaasde Gothen te verstrooien, Of wel, hen tot zijn vijanden te maken, Daar komt hij, ziet; nu speel ik weer mijn rol.

Woord Van De Dag

zelenika

Anderen Op Zoek