United States or United States Minor Outlying Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Die kreet was in overeenstemming met de laatste woorden uws vaders, wanneer hij, op last van den laaghartigen Reede vermoord, in mijn armen nederzeeg, het brekend oog op u sloeg en mij met stervende lippen toevoegde: voed hem op tot mijn wreker.

't Is u niet onbekend, wat diepe neiging Ik voor den balling Valentijn steeds voed, Noch, hoe mijn vader tot een echt mij dringt Met de' ijd'len Thurio, dien mijn ziel verfoeit. Gij hebt bemind; ik hoorde zelve u zeggen, Dat nooit een leed zoo diep uw harte trof, Als toen uw dierbare uitverkoor'ne stierf, Wier graf uw eed van eeuw'ge trouw vernam.

Den wrevel alzoo kennende, welke ik tegen zoodanige lieden voed, zult gij niet verwonderd zijn van te vernemen dat het denkbeeld van zelf te laat te komen, mij het bloed doet koken en dat ik in het bijzonder op den 29sten April klokke vier uren op het punt was een zenuwtoeval te krijgen.

Voorloopig voed op, onderwijs de dochters van den adel; van hier moet de beschaving uitgaan tot het volk; vorm haar tot flinke, verstandige, degelijke moeders, en zij zullen krachtig de beschaving verbreiden onder haar volk.

Zij antwoordde scherp: "Zij moet werken, wijl zij eet. Ik voed haar niet om niets te doen." "Wat doet zij dan?" hernam de vreemdeling, met een zachte stem, die zoo zonderling in tegenspraak was met zijn bedelaarskleeding en sjouwermansschouders.

Toen de ketellapper dat vermogen had bijeengegaard, gaf hij den ketel weer terug aan den Morinji-tempel, waar hij als een kostbare schat werd vereerd. De Kat. "Voed een hond drie dagen, en hij zal zich uw vriendelijkheid drie jaar herinneren; voed een kat drie jaar, en zij zal uw vriendelijkheid binnen drie dagen vergeten." Een Japansch Spreekwoord.

Van beziën en van wortels zult gij leven, Van melk en wrongel, zuigen van een geit En wonen in een grot; ik voed u op Tot krijgsman en gebieder van een leger. Aldaar. Een openbaar plein. Titus komt op, pijlen dragend met brieven aan de spitsen; verder Marcus en zijn zoon Publius, de jonge Lucius en andere Edellieden, met bogen. TITUS. Kom, Marcus, kom. Hier, neven, komt hierheen.

Blijf kalm, vorstin, en voed de hoop, dat later Dezelfde goden, die aan Hecuba Den Thracischen tyran eens overgaven, Dat in zijn tent haar scherpe wraak hem trof, Ook Tamora, de koningin der Gothen, Toen Gothen Gothen waren, zij vorstin, Wraak gunnen voor des vijands dorst naar bloed. LUCIUS. Zie, heer en vader, Rome's plechtigheden Naar eisch volvoerd.

CHIRON. Demetrius, steeds blijkt gij overmoedig, En wilt ook thans met pochen mij verslaan. Die afstand van een jaar of twee maakt mij Niet min begaafd en u niet meer geliefd. Ik ben zoo goed als gij in staat, geschikt Om mijner schoone gunst door dienst te winnen; En stave op u terstond mijn zwaard den gloed Der liefde, die ik voor Lavinia voed. Nu kalm wat, kalm! verliefde vredestoorders!

Ik ben het, die u voed, gevaarte van vleesch en been. Ik heb gezworen, dat gij vet zult spuwen, dat gij vet zult zweeten, dat gij sporen van vet achter u zult nalaten, als eene keers, die smelt in de zonne. Men zei mij, dat de geraaktheid komt met de zevende kin: de zesde is in aantocht! Vervolgens wendde hij zich tot de Geuzen: Aanschouwt dien hoereerder! sprak hij.