Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 14 mei 2025
Hier, Marcus, vouw 't verzoekschrift er om heen; Gij schreeft het als een need'rig smeekeling; En klop, als gij 't den keizer hebt gegeven, Bij mij eens aan, en meld mij, wat hij zegt. BOER. Nu, God zij met u, heer; ik zal het doen. TITUS. Kom, Marcus, laat ons gaan. Kom, Publius, volg mij. Aldaar. Voor het Paleis.
MARCUS. Schiet, vrienden, al uw pijlen in het hof; Dat zij den keizer krenken in zijn trots. TITUS. Nu, vrienden, schiet! Knaap, in den schoot der Virgo; dit geldt Pallas. MARCUS. Ik mik een mijl nu hooger dan de maan; Uw brief is nu alreeds bij Jupiter. TITUS. O Publius, zie, wat hebt gij nu gedaan? Gij schoot daar een van Taurus' horens af.
Publius, gouverneur van het eiland, die hem bij zich ontving en zijn goede zorgen aan hem wijdde, bracht hem aan het bed van zijn vader, die door een hevige koorts was aangetast. Paulus legde hem de handen op, begon te bidden en genas hem. Dat bericht verspreidde zich snel over het eiland, en dadelijk stroomden de zieken in massa toe.
Ach, Rome, ik maakte u diep rampzalig; Ja toen, toen ik de stemmen wierf van 't volk Voor hem, die zulk een woestling is voor mij. Gaat, spoedt u, doet met zorg uw plicht, en laat Geen krijgsschip ondoorzocht; misschien heeft haar De booze keizer weggescheept, en, neven, Dan kunnen we om gerechtigheid gaan fluiten. MARCUS. O Publius, is dit niet overtreurig, Uw eed'len oom zoo zinneloos te zien?
PUBLIUS. Ik meen, het zijn de zoons der keizerin, Demetrius en Chiron. TITUS. Wat, Publius! o foei, foei! nu dwaalt gij zeer; Deze een heet Moord, die ander Vrouwenkracht; En daarom, boeit hen, beste Publius, boeit hen; Gij Cajus, Valentinus, grijpt hen aan; Dit uur, hoe vaak hebt gij 't mij hooren wenschen! Nu is het daar; dus boeit hen stevig; stopt Den mond hun, als zij schreeuwen willen.
MARCUS. Zoo was de grap, heer: toen daar Publius schoot, Stiet de vergramde Stier den ram zoo fel, Dat 's Rams twee horens vielen in het hof. Daar vond ze, wie? de schurk der keizerin; Zij lachte en zeide tot den Moor, dat hij Die aan zijn heer moest geven als geschenk. TITUS. Zoo gaat het goed! God schenk' zijn hoogheid vreugd! Nieuws! uit den hemel! Marcus, zie, een bode!
Neen, Publius en Sempronius, tijgt aan 't werk; Gij moet gaan zoeken met houweel en spade, En dringen door der aarde middelpunt; En komt gij zoo in Pluto's rijk, wilt dan, Ik bid u, hem dit smeekschrift overreiken; Zeg, dat het hem om recht en bijstand smeekt En van den ouden Andronicus komt, Wien leed diep schokt in dit ondankbaar Rome. O Rome!
PUBLIUS. En daarom, heer, is 't onze dure plicht, Hem dag en nacht zorgvuldig gâ te slaan En staag zijn luim, zooveel het kan, te vieren, Tot ons de tijd een heilzaam middel wijst. MARCUS. Ach neven, voor zijn kommer is geen heeling. IJlt tot de Gothen, en een krijg ter wrake Doe Rome voor den snooden ondank boeten, En straff' den valschen Saturninus streng.
Bij Ovidius, bij Cicero en bij Seneca en in de verschillende verzamelingen van spreuken die in de middeleeuwen onder de naam gaan van Publius Syrus, Cato en Seneca, vindt men regels over hoe men zijn tanden en nagels schoon kan houden, hoe men niet te luid of te veel moet spreken, hoe men niet te hard of te veel mag lachen en dergelijke dingen meer die allen onder het »decorum" te rangschikken zijn.
CHIRON. Schurken, Laat af, wij zijn de zoons der keizerin. PUBLIUS. Juist daarom doen wij, wat bevolen werd. Stopt hun den mond, dat zij geen woord meer spreken. Is hij geboeid? Zorgt, dat gij stijf hem knevelt! TITUS. Lavinia, zie, geboeid zijn uw belagers. Stopt hun den mond, dat zij geen woord mij zeggen, Maar zelve luist'ren naar mijn schrikb're taal.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek