Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 12 juli 2025


Drie keeren had zij de ouders van Simon in dit huis bezocht, en nu, de vierde maal, herkende zij het huis niet meer. Ze keek beteuterd rond. Hoe armzalig kwam haar de zwaar-burgerlijke meubileering voor, hoe smaakloos de wandversiering, hoe lomp de schouwklok, de kandelaars en den koperen kroonluchter. Ze had vroeger nooit gemerkt dat de kamer kleurloos verlicht was en duffig rook.

"Nader, nadert beiden. Ik bemin u zeer. O, 't is zoet zóó te sterven. Ook gij, Cosette, bemint mij. Ik wist wel, dat gij steeds vriendschap voor den ouden goeden man hadt. Hoe lief zijt gij, mij een kussen onder de lendenen te hebben gelegd! Ge zult mij een weinig betreuren, niet waar? Niet te veel; ik wil niet, dat ge werkelijk verdriet hebt. Ge moet uw geluk genieten, mijn kinderen. Ik heb vergeten u te zeggen, dat men op de gespen zonder tongen meer verdiende dan op al het overige. Het gros, de twaalf dozijn, kwam op tien francs en werd voor zestig verkocht. 't Was voorwaar een goede handel. Gij moet u dus over de zesmaal honderdduizend francs niet verwonderen, mijnheer de Pontmercy. 't Is eerlijk gewonnen geld. Ge moogt gerust rijk zijn. Ge moet rijtuig houden, nu en dan een loge in den schouwburg, fraaie kleederen hebben, mijn Cosette, en uw vrienden diners geven; ge moet zeer gelukkig zijn. Straks schreef ik aan Cosette. Zij zal mijn brief vinden. Aan haar vermaak ik de twee kandelaars, die op den schoorsteen staan. Zij zijn van zilver; maar voor mij zijn zij van goud, van diamant; zij veranderen de waskaarsen, die men er op zet, in gewijde kaarsen. Ik weet niet of hij, die ze mij gegeven heeft, hierboven over mij tevreden is. Ik heb gedaan wat ik kon. Mijn kinderen, vergeet niet, dat ik een arm mensch ben; laat mij in een afgelegen hoekje begraven, onder een steen om de plaats aan te duiden. Dat is mijn wil. Geen naam op den steen. Zoo Cosette nu en dan daarheen wil gaan, zal 't mij genoegen doen. Ook gij, mijnheer Pontmercy. Ik moet u bekennen, dat ik u niet altijd bemind heb; ik vraag er u vergiffenis voor. Thans zijt gij en zij slechts één voor mij. Ik ben u zeer dankbaar. Ik gevoel dat gij Cosette gelukkig maakt. Zoo ge wist, mijnheer Pontmercy, hoe haar schoone rozenwangen mij verheugden; wanneer ik haar bleek zag, was ik treurig. In de tafel ligt een bankbiljet van vijfhonderd francs. Ik heb er niet aangeraakt. 't Is voor de armen. Cosette, ziet ge uw jurkje, dáár, op het bed? herkent ge het? 't Is echter niet langer dan tien jaren geleden. Hoe snel verloopt de tijd. Wij zijn zeer gelukkig geweest. 't Is nu gedaan. Weent niet, mijn kinderen, ik ga niet ver, ik zal u van d

Toch maken ze nog in den ouden trant koperen kandelaars, leemen vaatwerk, en schotels en borden van aardewerk, waarvan de vormen wel origineel zijn en waarvan de oppervlakte bedekt is met grofblauwe figuren. Ik ben thuis gekomen met een koperen reukvat, dat ik drie dagen geleden had besteld.

De stoelen hadden bonte zittingen, en één er van, hooger dan de overigen, was voorzien van een voetenbankje van schoon bewerkt ivoor. Niet minder dan vier zilveren kandelaars, met groote waskaarsen, dienden ter verlichting van het vertrek. Geen hedendaagsche schoone behoeft echter de pracht eener Saksische Prinses te benijden.

't Deed hem goed, en hij zeide: Een aangename warmte! Met een der kandelaars stookte hij het vuur op. Een minuut later, en beide lagen in het vuur. Op dit oogenblik scheen hij een inwendige stem te hooren, die hem toeriep: "Jean Valjean! Jean Valjean!" Zijn haar rees te berge; het was hem als iemand, die iets vreeselijks hoort. "Ja, zoo is het goed, ga voort!" zei de stem.

Zij deed zeer behendig de mooie potjes, kandelaars, schotels en kristallen opgloeien, die, heel rond en om, op berdjes en hangende schonken stonden, en zij stichtte achterwaarts een heimelijk spel van paars-roode schaduwen.

De gendarmen lieten Jean Valjean los, die achteruit trad. "Is 't dan waar, laat men mij los?" zeide hij op een gesmoorden toon, als sprak hij in den droom. "Ja, gij zijt vrij, verstaat ge 't niet?" zei een gendarm. "Neem eerst uw kandelaars, voor ge heengaat, mijn vriend," hernam de bisschop. Hij ging naar den schoorsteen, nam de twee zilveren kandelaars en bracht ze Jean Valjean.

Hem volgt de, het hooge processiekruis dragende subdiaken in vol ornaat tusschen twee acolyten, die zilveren kandelaars met brandende kaarsen dragen. Dan volgt de zingende priesterschap en achteraan komt de priester, die de mis celebreert met een diaken links van zich onder den prachtigen zijden baldakijn. Allen dragen de palmtakken in de hand.

Zelfs gravinnen mogen niet "la chambre verde" hebben. Stof, bont en kleur van dekens en spreien is voorgeschreven. Op het dressoir branden voortdurend twee groote lichten in zilveren kandelaars, want de blinden van de kraamkamer worden eerst na veertien dagen geopend! Het opmerkelijkste evenwel zijn de staatsieledikanten, ledig evenals de koetsen bij de begrafenis van den koning van Spanje.

Het licht der aangestoken lusters en waskaarsen voor de beelden overstroomde het op rooden grond prijkend verguldsel, het snijwerk der heiligen, de groote zilveren kandelaars, de wierookvaten, de vaandels der zangers, de trappen van het koor, de verkleurde oude misboeken en het priestergewaad.

Woord Van De Dag

bakels

Anderen Op Zoek