United States or Venezuela ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik stond bij den grooten mast en had wel gewild dat hij een kanon ware geweest, dat ik afschieten mocht. Eensklaps werd mij op den schouder getikt en toen ik achter mij keek, zag ik Marten staan. "Ben je nog boos, Huib?" vroeg hij. "Ja, zeker," gaf ik ten antwoord. "Zeker ben ik nog boos! Ik en heb niet geklapt en toch gelooven ze het allemaal en jij gelooft het ook nog, en daarom ben ik boos!

"Wat doet hij dan met eene vlag te loopen, als hij niet en weet waarom hij er eene draagt!" "Ja, ja, door de braamstruiken! Gerrit heeft gelijk!" riepen thans eenige jongens. Thans vatte echter Marten mijne partij op, en zich voor mij plaatsende, zei hij: "Jongens, is Huib niet net zoo oud als ik? Is hij geen negen jaar oud en ben ik het ook niet?" "Ja, ja," joelde het troepje.

"Top, dat doe ik! Maar woord houden, hoor!" "Een man, een man; een woord, een woord! Maar nu naar de Engelschen en de Duinkerkers uitgekeken!" "Ik meende daar straks een zeil te zien!" "Toen ik je zoo heen en weer schudde?" "Neen, vernageld kanon, toen niet; maar zoo even! Kijk, daar is het weer!" Thans keek Huib in de door Jonge Kees aangeduide richting en riep: "Eén zeil!

"Maar je bent er nog niet veel op veranderd, Huib! Ik zou 't je niet graag nadoen! Je hebt een verdienstelijk werk gedaan en ik zal zorgen, dat Hunne Hoogmogenden uw heldenfeit te weten komen! Maar zeg eens, heeft Jonge Kees nog eene zuster?" "Ik en weet niet, Ammiraal!" "Zoo; maar ken-je dien Adriaan ook al lang?" "Sinds eene maand of zes, Ammiraal!

"Kaik, ie staot; jaowel, ie staot!" hernam deze lachende, doch rolde toen het derde schot gelost werd, daar hij door het woelen van Jonge Kees zelf al niet vast meer op zijne beenen stond, ook op het dek, tot groot genoegen van Huib, die den Antwerpenaar napraatte en zeî: "Kaik, ie staot; jawel, ie staot! Blaif maor liggen, kompeer, daor kommen er nog meer! Ikkik verrassereer het doe!"

Nauwelijks echter had hij dit gezegd of er vloog iets door het want dat de groote ra aan stukken sloeg, en een donderslag klonk langs de baren. "Kapitein, kapitein, nòg niet?" vroeg Huib aan Verschuyr, die dicht bij hem stond. In plaats van antwoord stampte Verschuyr met zijn langen degen op het dek en knarste op de tanden.

"Welja," zeî Huib, "dat kunnen we wel doen! De handen in elkander! Zie zoo, dat is er zes. Zoo sterk als een ketting! Wie kan die verbreken? Geen mensch; want ik zeg: Houw en trouw in nood en dood! En wat zeg jij, jonge Kees?" "Houw en trouw in nood en dood!" klonk het ferm.

Wat er na het maal zooal gesproken werd weet ik niet; maar dat weet ik wel dat Jonge Kees een half jaar later zijne Jaantje Lanoy als vrouw te Schevelingen had. Van zichzelve bracht zij mede: hare moeder en.... de mooie brieven. Huib had zichzelf meegebracht, was het altijd, als men hem vroeg hoe hij hier was komen wonen. En 't gaat onze luidjes goed; er is welvaart in huis.

"Waar zag-je ze, Huib?" vroeg de kapitein. "Op de hoogte van Ter Heyden, kapitein!" Verschuyr vestigde zijnen scheepskijker naar de plaats en riep weldra: "nu nog schooner! Een Duinkerker kaper, die jacht maakt op een onzer straatvaarders! Dacht-je dat? Mis man, mis. 'T is een Engelschman, 'k zie het aan zijne geheele tuigage; hij kan me niet bedotten al voert hij de Duinkerker vlag.

'T is erg, meer dan erg!" 'T gejoel op de straat nam steeds toe. Wel twintig jongens, die stokken droegen waaraan ze doeken geknoopt hadden, stonden voor de deur en ontvingen mij, toen ik buiten kwam, met luid gejuich. "Je moet naar den vader van 't "Kregelige Mennonietje," Huib, riep Marten en stopte mij een stok met een doek er aan in de hand. "Ja," gaf ik ten antwoord.