Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 3 juni 2025
Maar hij wordt daaruit gewekt, want de jonge gravin is wanhopend, en haar woorden hebben den snijdenden klank der vertwijfeling. Zij ligt op de knieën tusschen de kavaliers en smeekt weg te mogen gaan. "God heeft mij nog niet vergeven," roept zij; "laat mij gaan!" Gösta ziet, dat geen van de anderen in staat is haar te gehoorzamen. Hij ziet in, dat hij het doen moet.
Wie maakte, dat de jonge Ebba Dohna te weten kwam, dat je maar een afgezette dominé was zoodat ze je den bons gaf? Dat deed de Majoorske, Gösta Berling. Zij wou je terug hebben!" "'t Mocht wat, zegt Gösta. "Ebba Dohna stierf kort daarna. Haar zou 'k toch niet gekregen hebben."
Neen, neen, de jonge gravin op Borg zal Gösta Berling in zijn plannen niet storen; zij zal aan haar reputatie denken, aan den toorn van haar man, aan den haat van haar schoonmoeder; zij zal niets doen om hem terug te houden. Onder de lange godsdienstoefening in de kerk van Svartsjö zal zij haar hoofd buigen, haar handen vouwen en voor hem bidden.
Toen nu niets meer Gösta Berling genoegen kon doen, nadat hij de jonge gravin had helpen vluchten, besloten de kavaliers hulp te zoeken bij de goede vrouw Musica, die zoo machtig is en zooveel ongelukkigen troost. Daarom lieten zij op een Juliavond de deuren van de groote zaal te Ekeby opendoen en de luiken er van de vensters nemen.
Gösta viel naast haar op de knieën. "Ik ben maar een oude vrouw," zei de Majoorske, "door veel verdriet hard geworden. En ik zit hier en geef me bloot voor een bedelaar, dien ik half doodgevroren in een sneeuwhoop aan den weg vind. Ik heb niet beter verdiend! Ga maar heen, en wordt een zelfmoordenaar, dan kun je in ieder geval een ander niet van mijn schande vertellen."
Bij allen was een stille aanbidding van het edelste, wat zij gezien hadden: het waren menschen, die er zich over verheugden, dat éen van hen zoo'n groote liefde voor het goede had. Allen konden ze haar de hand niet reiken. Er waren er zooveel, en de jonge vrouw was moe en zwak. Maar allen moesten zij haar toch zien, en dan konden ze Gösta de hand drukken.
O, gij vrouwen uit vroeger tijden, ik zal nu verhalen hoe een van u aan Gösta Berling haar liefde schonk. Veertien dagen na het bal op Borg, was er feest op Ekeby. Dat was het heerlijkste feest van de wereld. Oude mannen en vrouwen werden jong opnieuw, lachten en waren vroolijk, als zij daarover spraken. Maar toen waren ook de kavaliers alleenheerschers op Ekeby.
Zij werkten, en zij zouden blijven werken; maar hun loon zou uit eer, niet uit geld bestaan. "En wat zul je nu doen, Gösta?" vroeg de gravin toen ze dit alles verteld had. "Wat wil je van mij een afgezet predikant, door de menschen verworpen, door God gehaat!" antwoordde hij droevig. "Ik ben vandaag ook in de kerk van Bro geweest, Gösta. Ik moet je de groeten overbrengen van twee vrouwen.
Zijn stem had de kracht harer jeugd terug gekregen en zijn oogen straalden. Hij hield een heerlijke toespraak, Gösta. Eerst vertelde hij, wat hij wist van Gods gezant. Toen herinnerde hij er ons aan, dat geen uiterlijke glans of groot vermogen dien man zóó bemind had gemaakt; maar alleen dit, dat hij altijd Gods wegen ging. En nu smeekte hij ons om Gods en Christus wille te doen als hij.
Hij moet haat en verachting verdragen; hij moet kou lijden en honger en zijn medelijden dooden; 't is bijna alsof hij vergeet waarom hij is begonnen te sparen." De predikant van Broby ziet hem schuin aan. Hij vraagt zich af of Gösta hem voor den gek zit te houden. Maar Gösta is een en al ernst en ijver. Het is alsof hij zijn eigen zaak bepleit. "Zoo is het mij gegaan," zegt de oude zacht.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek