Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 3 mei 2025


Hij was zóó verhard, dat hij, al lag hij ook in helsche vlammen, terwijl al de duivels er bij stonden en tegen hem grijnsden, toch beweerd zou hebben, dat ze niet bestonden, omdat ze niet kònden bestaan, want Eberhard was een groot philosoof. Gösta Berling zei tegen niemand wat hij dacht.

Toen nam Gösta Madame de Staëls Corinna en wierp het in den wolvenmuil. Weer kregen ze een poosje rust, tot de dieren dien buit verscheurd hadden; maar toen voelden ze weer het rukken van de wolven aan de groene reisdeken, en hoorden hun snelle, korte ademhaling.

Hij komt bij Hän aan den oostelijken oever van 't Löfvenmeer, en bij Löfstafors, diep in 't bosch, en bij Elgfors maar 't gaat hem daar niet beter. Nergens hebben ze ijzer, en overal schijnt het, dat het de schuld van de kavaliers is, dat er niets is. Dan gaat Gösta terug naar Ekeby.

En hij roept met luider stem zijn vrouw, die in Anna's slee zit, en tot onuitsprekelijken schrik van 't jonge meisje, gehoorzaamt ze oogenblikkelijk, stapt uit de slee en komt bevend en rillend naar hem toe. "Zie zoo, dat is nu eens een gehoorzame vrouw," zegt Sintram, "juffrouw Anna kan 't niet helpen, dat ze komt, als haar man roept. Nu neem ik Gösta uit mijn slee en leg hem hier neer.

In een aanval van vriendelijkheid wikkelde hij hem zelfs in zijn groene reissjaal. De genadige vrouw kwam naar buiten op de stoep met drie kleine boekjes, rood gebonden, in de hand. "Neem die," zeide ze tegen Gösta, "en houd ze, als je niet slaagt. 't Is Corinna, van Mevrouw de Staël; ik wil niet dat ze mee verkocht zullen worden." "Ik slaag altijd."

Hij zat daar, stralend van geestdrift en geheel bewogen, terwijl de wonderlijkste tonen voor zijn ooren klonken, en hij was overtuigd, dat Gösta ze ook hooren moest en getroost worden. Gösta zat naar hem te zien. Eerst was hij boos om die nieuwe comedie; maar langzamerhand werd hij zachter gestemd. Hij was onweerstaanbaar, die oude, zooals hij daar zat en zijn Beethoven genoot.

Ik kan niet begrijpen dat ik daar zoo'n rommel heb kunnen maken." "U hebt ook zooveel te doen, tante," zei Gösta verontschuldigend. "Ja, daar kun je van op aan! als ik niet overal te gelijk ben, dan komt er geen spinnewiel en geen weefstoel in beweging. En als...." Ze hield plotseling op en droogde haar tranen af.

Dan werpt Beerencreutz zich naast hem neer en dan Gösta Berling, en daarop leggen zij zich allen in een kring om den ketel, die rondgaat van mond tot mond. Eindelijk krijgt die een duw en valt om, zoodat de heete, kleverige drank over de liggenden heen stroomt.

Het was of dat alles door dien heuvel kwam, alsof zijn geweten gezwegen zou hebben en de lasten van den ouderdom niet gekomen zouden zijn, als die heuvel maar niet aldoor was aangegroeid. Eindelijk zat hij er den ganschen dag naast en hield de wacht. Maar de menschen waren onbarmhartig: 's nachts werden er altijd nieuwe takken bijgegooid. Op een dag komt Gösta Berling langs den weg.

Ik heb hier een uur staan roepen en kloppen. Ik vries hier dood! Waarom is u weggereden?" "Ach, kind, kind, waarom heb je Gösta Berling gekust!" "Maar zeg toch aan vader, dat ik niet van hem houd! 't Was immers maar spel! Gelooft hij dan dat ik Gösta hebben wil?" "Ga naar de boerderij, Marianne en vraag of je daar van nacht moogt blijven. Vader is dronken.

Woord Van De Dag

kiest

Anderen Op Zoek