Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 3 juni 2025


"Er moet iemand komen," zeide hij, "Het is Gods wil niet, dat gij zult te gronde gaan. God zal iemand opwekken, die de hongerigen zal verzadigen en u op Zijn wegen zal leiden." Toen dachten we allen aan jou, Gösta. We wisten dat de Proost over je sprak. 't Volk dat deze verkondiging hoorde, ging naar huis en sprak over je. En toen Gösta, toen liep je in 't bosch rond en wilde sterven!

"Ik wist wel, dat u me te sterk waart en mij zoudt dwingen te leven." "Gösta Berling," zei ze plechtig, "ik heb om je gestreden als om mijzelf. Ik heb tot God gezegd: als er nog een greintje van Margaretha Celsing in me is, sta dan toe, dat ze te voorschijn komt en dien man belet heen te gaan en zichzelf te dooden. En Hij stond dat toe. En je hebt haar gezien, en daarom kon je niet heen gaan.

"Je bent een echte duivel," riep hij woest. "Waarom zouden we geen contract met je sluiten. Je kunt ons de zeven bergwerken wel bezorgen, als je wilt." "'t Is goed, dat je je geluk niet vergooit." De kavaliers slaakten een zucht van verlichting. Zóó ver was het met hen gekomen, dat zij niets konden doen zonder Gösta. Had hij niet gewild, dan hadden ze den koop niet aangedurfd.

"Ik wou, dat je dood waart, Gösta Berling! dood! dood!" Die woorden wakkerden 't oude heimwee van den dichter weer aan. "Ach," zeide hij, "waren die woorden maar meer dan woorden, waren ze maar pijlen, die fluitend aankwamen uit 't donkere kreupelhout, waren ze maar dolken of giftdroppels! Hadden ze maar macht dit ellendig lichaam weg te nemen en mijn ziel vrij te maken!"

"Maar de zeven bergwerken voor dit jaar, kavaliers, neem ze zelf en geef mij de Majoorske." "Meen je, dat we even laaghartig zijn als zij!" roept Patroon Julius. "Ekeby en alle bergwerken willen we hebben. Zie jij maar, dat je de Majoorske krijgt!" "Wat zegt Gösta hiervan, Gösta, wat zeg jij er van? Gösta moet spreken. We moeten hem hooren in zulk een gewichtige zaak."

Ik was naar het landgoed in de Elvedalsbosschen geloopen, Gösta. Ik zag er uit als een bedelaarster. Toen ik aankwam, zei men mij, dat mijn moeder in den melkkelder was. Daar ging ik heen en stond er lang zwijgend bij de deur. In het rond langs den muur, op lange planken, stonden glimmende koperen bakken, gevuld met melk.

"Nu, ga jij maar naar de hel, Gösta, als je daar lust in hebt. Wij willen liever zelf Ekeby regeeren." "Maar ben jelui dan heelemaal dwaas of heb je al je verstand verdronken? Geloof jelui dan, dat 't waar is? Geloof je dan, dat hij de Booze is. Kun je dan niet merken, dat 't alles vervloekte leugens zijn?"

Maar nu vluchtten de wolven, uit vrees voor de nabijheid van menschen, en Gösta reed Berga voorbij. Hij kwam toch niet verder dan tot de plaats, waar de weg opnieuw het bosch in gaat; daar zag hij een donkere plek voor zich uit. De wolven wachtten hem op. "Laat ons naar de pastorie teruggaan en zeggen, dat we een pleziertochtje in 't sterrenlicht gedaan hebben. Dit gaat niet."

Ik zal mijn hart tot rust brengen en hier blijven, waar men mij noodig heeft. God kan een man van Gösta Berling maken, ook zonder mijn hulp."

"Ach, Gösta, een man moet alles dragen wat het leven geeft, met moed in 't hart en een glimlach op de lippen; anders is hij geen man. Ontbeer zooveel je wilt, als je de vrouw, die je liefhebt, hebt verloren; laat gewetenswroeging je knagen van binnen; maar toon je een man en een Wermelander! Laat je oogen vroolijk stralen, ga je vrienden met vroolijke woorden tegemoet.

Woord Van De Dag

muggenbeten

Anderen Op Zoek