Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 16 juli 2025


Hier staat mijn zegel onder, kijk maar, hier! een gierststengel, omdat ik "Herse" heet; 'k had er ook een valpoort op kunnen laten graveeren, omdat dit in 't Fransch "herse" beteekent; maar 'k ben niet voor de Fransozen, en hier, er om heen, staat mijne authorisatie: not: pub: im: caes: en hier staat de onderteekening van den jood: Itzig; en wat geschreven is, is geschreven."

Zie, mevrouw, toen lacht de jongen zoo hard hij kan en zegt: "Ik wou u maar bericht brengen: de horlogemaker wordt opgehangen; den raadsheer Herse hebben de Fransozen gekregen, die ligt in boeien, en een heel bataljon is uitgezonden, om u te zoeken."

Later komt Frits, de zoon van den schout, met de paarden den hof oprijden. Hij treedt binnen en zegt: "Goê'n avond, vader! Ik ben van de Fransozen weggeloopen." Hij geeft zijn' vader de hand, gaat naar mijn' vader toe, die met den rug naar hem toegekeerd zit, en geeft hem een recht aardigen stomp in den nek, zeggende: "Goê'n avond, Hannes! Kan je ook je broêr niet eerst goê'n avond zeggen?"

Toen werd wel door de Fransche heeren naar hartelust geplunderd en op brandschatting gesteld, maar het volk bukte, en de één schoof zich achter den ander, en allerwegen openbaarde zich de echte laaghartigheid, want ieder dacht aan zich zelven en zijne bezittingen, en meester Kähler in Malchow sprak tot zijne vrouw en kinderen: "Ik moet mij redden; aan jelui is niets gelegen; jelui blijft hier, als de Fransozen komen;" en hij liep naar 't elzenmoeras en kroop in 't riet.

"Molenaar Voss," zegt de zoon van den schout Besserdich uit Gulzow, "breng uwe paarden uit den weg! Wie maar eenigszins bij de hand is, maakt zich den mooien regen ten nutte, want de Fransozen hebben gezorgd, dat ze onder dak kwamen." De oude molenaar gaat echter bedaard verder en brengt den mantelzak op het slot.

"Adjuus, mijnheer de raadsheer!" En weg draafden zij, de Brandenburgsche poort uit. Wij, kinderen, stonden bij de poort en keken hen na. "Dat zijn geen' Fransozen!" zeî Johan Bank. "Dat zijn een paar van de onzen!" zei Frits Risch. En 't was alsof een eigenaardige trots over ons gekomen was. "God geve, dat zij wederkomen!" sprak de oude vader Rickert. En zij kwamen weder.

"Wat heb je?" vraagt de molenaar, toen hij wederkomt. "Wat ik heb? Ik heb niets goeds gezien. Daar ginder op de Stemhager stadsweide komen er twee aanrijden; en ze glinsteren zoo; dat zijn zeker Fransozen; en als die hier het paard van een Franschen jager met zadel en toom hadden aangetroffen, zouden ze niet vriendelijk met ons gepraat hebben." "Gij hebt gelijk," zegt de molenaar.

"Dat is een erg geval," zegt de bakker Witt; "want de heele stad ligt vol Fransozen, en dat paard kunt ge niet binnenbrengen, zonder dat ze 't merken; ik raad u, zet het hier in dat leêge zijvak van mijne schuur."

"Wel, vader, ik dacht zóó: als ze je krijgen, zal 't er slecht uitzien, en daarom trok ik de paarden in het bosch en ging op de loer staan, en woû wachten tot het avond werd, en toen ik zoo stond, kwam de politiedienaar Luth aanloopen; hij zei dat de Fransozen al lang weg waren, en dat de burgemeester ook aan den haal gegaan was, en hij hem nu zocht."

"Dat was hij," zegt de molenaar, en Fieken kijkt Frederik aan en haar ouden vader, die ook naar Frederik's woorden geluisterd heeft, en zegt: "Frederik! Frederik! Wat kan ik het helpen? Je hebt altijd al zoo geredeneerd van ombrengen, en Fransozen doodslaan!" En zij hield haar boezelaar voor de oogen, viel op de bank achter de kachel neêr en begon bitter te schreien.

Woord Van De Dag

bakels

Anderen Op Zoek