United States or Bahamas ? Vote for the TOP Country of the Week !


Toen de ondervraging zoo ver gevorderd was, hief Oliver het hoofd op; hij keek met smeekende oogen rond en mompelde zachtjes het verzoek om een slokje water. »Aanstellerij en malligheidzei Mr. Fang. »Probeer me niet voor den gek te houden.« »Ik geloof, dat hij werkelijk ziek is, Edelachtbarezei de politiedienaar met overtuiging. »Ik weet wel beterzei Mr. Fang.

Hij ging heen. O, Hemel! nimmer zou zij hem wederzien! Een koude huivering overviel Beatrice; haar bloed scheen te stollen. Zij beefde zóó hevig, dat zij zich nauwelijks staande kon houden. Voorovergebogen zag zij hem na, met zulk een bedroefde uitdrukking, dat zelfs de politiedienaar, die berouw had over zijn inschikkelijkheid, en terugkwam om haar weg te jagen, verbaasd stond.

De vrouw van den baljuw was met mamsel Westphalen reeds weder naar het slot gegaan, en bij het overige gezelschap liet zich de vermoeidheid gevoelen, toen de politiedienaar Luth van zijn rit naar Kittendorp terugkwam en mededeelde dat mijnheer de landraad vele groeten liet doen en zijn eigen kamerdienaar had meêgegeven, ter zake van het zilverwerk.

Een op post staande politiedienaar vroeg haar waarvoor zij hier kwam. Beatrice antwoordde dat zij de zitting van het Lagerhuis wilde bijwonen. "Dien kant op, juffrouw dien kant op," zeide de politiedienaar, op een stroeven toon.

"Daar is Flipsen," zei Klaas Zwart. Hij voelde zich nooit bizonder op zijn gemak, als hij den politiedienaar zag. Geen wonder trouwens, want hij en zijn makker hadden al menig diefstalletje op hun geweten. "Ja, dat zie ik," zei Frans. "'t Hindert niet; laat hem komen."

Bakker Witt was de eerste, en de politiedienaar Luth is de laatste geweest; en wie is overgebleven? Wel, wij beide jongens, Frits Sahlmann en ik; en Fieken Besserdich. Fieken Besserdich is werkelijk met den vlaskoppigen jongen van den ouden boer Freier getrouwd, en zit nu in goeden doen in Gulzow, op de eerste boerenhofstede aan de linkerhand.

Van tijd tot tijd hield zij op en kuste eerbiedig de jas van den politiedienaar. Zij zou een steenen hart vermurwd hebben; maar een houten hart verteedert men niet. "Genoeg!" zei Javert, "ik heb u gehoord. Hebt ge nu alles gezegd? Nu voort! Ge hebt zes maanden! Onze Lieve Heer zelf zou er niets aan kunnen doen."

Er werd buiten aan de deur geklopt en de politiedienaar Luth kwam binnen met: "'t Kompliment van mijnheer den burgemeester, en de zaak stond heel slecht voor den horlogemaker en den molenaar, en of mijnheer de baljuw wel zoo vriendelijk wou zijn, om zoodra mogelijk ginder te komen; maar vooral mamsel Westphalen meê te brengen, want haar getuigenis was hoofdzakelijk van groot gewicht."

Dat zijn, naar het schijnt, de gewone manieren van de politie; kan men zich wel luid genoeg ertegen verzetten? De lambardar of dorpsburgemeester kwam mij schreiend vragen, of ik niet tusschenbeide kon komen. Dat beloofde ik; ik ging eens hooren bij den politiedienaar, wat hij dacht dat de resident van dit soort van onderzoek wel zou zeggen... Maar ik heb het verhaal van den man slecht begrepen.

Mijn Frits Sahlmann?" vroeg de oude heer, den politiedienaar loslatende. "Mijnheer de baljuw," zeide mamsel Westphalen heel bedaard: "zooals de een heet, ziet de ander er uit. Frits Sahlmann en de waarheid zijn even dicht bij elkaâr, als zijn neus en de maan." "Waar is de jongen?" vroeg de baljuw. "Hij staat hier buiten, op de gang," antwoordde Luth.