United States or Saint Vincent and the Grenadines ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het geroep der drijvers komt nader en nader, zei Uilenspiegel tot Lamme; de honden zijn nabij. Wat gedonder! Het hert! het hert! uit den weg, mijn vriend! Foei! wat leelijk beest, het heeft mijn dikken vriend ten gronde geworpen, te midden van potten, pannen, mooren, ketels en stoverije. Waanzinnig van schrik, gaan de vrouwen en meidekens op den loop. Maar gij bloedt, mijn vriend?

Heden ja, zouden wij die goede beesten vermoorden, en dan nog verslinden; wel foei! zij doen ons immers geen leed, en wat hebben zij toch dierbaarer dan hun leven, dit immers hebben wij hun niet gegeeven; zouden wij hen dat ontneemen! Ik.

Helaas! door den mist heen zag zij in het dok hier en daar licht op de schepen, maar zijn schip, waar was het? Had zij dan niet vurig gebeden? Foei, dier verbijsterende gedachten mogt zij niet toegeven.

Toen ze ongeveer midden op de hoeve waren, hield Asa haar vader staande, en zei: "U denkt er wel aan, Vader, dat u niets moogt zeggen van die klomp, of van de ganzen en het dwergje, dat zoo op Niels leek, dat, als hij 't zelf niet was, toch zeker iets met hem te maken moest hebben." "Foei neen!" zei Jon Andersson.

Juffrouw Barbara, die hem was nageloopen, had hem met het hoofd voorover op de tafel in 't prieel vinden liggen en gezegd: "Ben je gek, Dorus, ga je nu grienen; foei, dat is laf voor zoo'n grooten jongen!" en hij had haar toegevoegd: "Jij hebt geen hart in 't lijf, ouwe heks!"

"Eventjes," antwoordde Bart verlegen. "Nou, blijf maar binnen, hoor, het is veel te slecht weer." De dijkbreuk. Het was net of de wind weer erger te keer ging. Weer begon het te regenen. "Foei, foei!" zei grootmoe en schudde het hoofd. "Wat spookt het."

Wat van de drie arme wezens geworden was, die Corinthe bewoonden, wist men niet. Eindelijk vond men ze in den kelder verborgen als advocaten, zei Bossuet. En hij voegde er bij: "Foei! vrouwen!" De vreugd over de bevrijding der barricade werd op smartelijke wijze gestoord. Men hield appèl. Een der opstandelingen ontbrak. En wie? een der meest geliefden, een der dappersten, Jean Prouvaire.

En als kind al wordt den man geleerd het meisje te minachten. Heb ik niet vaak moeders tegen hare jongens hooren zeggen, wanneer zij vallen en huilen: "foei, een jongen huilen, net als een meisje!" Ik zou mijne kinderen, jongens en meisjes, leeren elkaar als gelijke wezens te beschouwen, en hun geven volkomen dezelfde opvoeding, natuurlijk volgens ieders aanleg.

"Houd dat wijf, Heer Baron!" zeide Bouke: "het is een feeks, die met den Jezuïet van de Katholieke Hofstede samenspant, en zooals UEd! weet, gelijke monniken, gelijke kappen!" "Foei Bouke! een arme vrouw en haar kind," zeide Reede: "zij mogen in vrede heengaan."

Ja, ja, die kleingeestige wereld, niet waar? Maar je meent 't natuurlijk niet. Je kunt je immers niet eens 'n voorstelling maken van dat vrije leven. En daar ben je toch ook veel te goed voor, je zoo te vergooien, foei! daar ben je 'n veel te knappe, aardige jongen voor. Ga nou maar weer aan je werk en zet je die fantasieën uit je hoofd, en denk aan je toekomst." Ja!.... En dan gehoorzaam ik!