Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 21 mei 2025


«Dat is een ongelukkige ziekte voor een sneeuwmanzei de kettinghond. «Ik heb ook aan die ziekte geleden; maar ik ben er doorheen geworsteld. Weg, wegblafte hij. «We zullen ander weer krijgenvoegde hij er bij. Het weer veranderde ook; het begon te dooien. De dooi nam toe; de sneeuwman nam af. Hij zeide niets, hij klaagde niet. Op zekeren morgen zakte hij ineen.

Ibarra lei zijn beide vuisten op zijn schouders en keek hem een lange poos aan, met een uitdrukking die vreeselijk was. "Je bent een ellendeling, niets meer!" zeide hij, en, als een gek over beenderen, graven en kruisen heenloopend, ging hij haastig naar buiten. De doodgraver betastte zich zijn arm en mompelde: "Je hebt toch maar wat te stellen met die dooien!

Vandaag ging het wasschen met nog meer moeielijkheden gepaard dan anders, omdat de dikke stukken ijs in het water dreven en het dooien daarvan boven het gas wat Hedwig beproefde al heel langzaam ging. Zij moest aan Tieka denken, die zulk "echt winterweer" altijd zoo mooi en zoo heerlijk vond.

»Dat zal het wel," antwoordt Ney en toen men hem er opmerkzaam op maakte dat het was gaan dooien, liet hij er op volgen: »Het doet er niet toe; we zullen er toch wel over komen; een anderen uitweg hebben we niet!" Tegen acht uur kwam men aan een dorp; het ravijn hield hier op en de kreupele moejik die aan het hoofd marcheerde, bleef staan en wees op de rivier.

Op dit oogenblik valt er niets te beginnen, maar zoodra de ergste koude voorbij is en vóór dat het gaat dooien moeten wij ons gereed houden voor de vlucht. Na dit gezegd te hebben, nam Ortik afscheid. Ja, herhaalde Sergius, wij zullen ons gereed moeten houden. Daar zal wel niet aan ontbreken, zeide Cascabel, maar hoe komen wij weg? De drommel moge mij halen als ik het weet.

De ruiten wilden niet dooien; hij kon de kachel niet zien, die hij zich als een bekoorlijk vrouwelijk wezen voorstelde. Het kraakte en knapte in hem en om hem heen; het was juist zulk een vriesweer, als waarin een sneeuwman wel plezier moest hebben. Maar hij had er geen plezier in hoe zou hij zich ook gelukkig kunnen gevoelen? Hij had immers kachel-heimwee.

Bidden niet en handenwringen Lokt de goôn; Waar een hart het uit moet zingen, Daalt het ongebeden loon, Neigt de naaste van de hemelingen Zich tot haar bestemde woon. O wij weten wel wat lentedag Al de stille sneeuw die gadert, Van uw bergen dooien moet; Dat zijn uur door de eeuwen nadert, Dat geen hart ontbreken mag Tot zijn gloed!

Juliaan sloeg ze alle dood met zijn zweep, en miste er geen enkele. Intusschen had de luwte den rijm doen dooien. Breede nevelsluiers zweefden om, en de zon brak door. Heel in de verte zag hij het loodkleurige vlak van een bevroren meer blinken. Midden op dat ijsveld stond een dier, dat hij niet kende, een bever met zwarten snuit. Ondanks den afstand velde de eerste pijl het neer.

Scheef op z'n kop stond een rouwhoogehoed, die 'm te klein was. Z'n gekleede rouwjas met tressen hatti dicht geknoopt. 't Ding was veel te nauw en barstte haast open en zat vol malle plooien om z'n ribbekast. "Jonge," zegt Hein, "wat ben jij een fijne man geworden." Meteen dragen ze, Goddank, den dooien groenteboer z'n deur uit.

"Hij heeft ons niet herkend... Zoen 'm niet meer... 't Is niet goed dooien te zoenen, juffrouw." "Goeien avond, meneer." "Dag juffrouw... An welk adres motten de kleeren...?" "Dat weet ik niet." ... "Wat gaat u nou voortaan beginnen, juffrouw?" "Dat weet ik niet... Goeien avond, meneer." "Goeien avond, juffrouw." Lentemorgen. Warm scheen de zon door de loovers.

Woord Van De Dag

ach-stv

Anderen Op Zoek