United States or French Polynesia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Met d'r verlakte schoenen en nog zuigend op de taaie fondant, loopt ze door het laagje borrelend, schuimend water en begint d'r man te schudden, die met groote, dooie oogen naar de zee ligt te kijken. "Hen-de-rik! Hen-de-rik! Hein! Hein!" Oom was stilletjes dood gegaan. Op een avond was een dolle herrie in een danshuis.

Je voorspelt me wat!... Toen ben ik met den koning wezen visschen ... We haalden zoo de snoeken op" ... "Schei nou uit met je gekles! ... As je van visschen droomt, komt er 'n dooie in de femilie." ... "Nou! dan ben ik uit vandaag! Armoe, schande en 'n dooie... 'k Wou dat we maar wat zuurballetjes hadden."

Crackit, die zich er eenigszins voor scheen te schamen, dat hij zijn vermaak zocht in 't gezelschap van een jongmensch, zoover beneden hem in stand en geestelijke gaven, geeuwde, vroeg naar Sikes en nam zijn hoed op om heen te gaan. »Is er niemand geweest, Tobyvroeg Fagin. »Geen levende zielantwoordde Mr. Crackit terwijl hij zijn kraag opzette, »'t is hier zoo saai geweest als de dooie dood.

De een sprak kwaad over den dooie, de ander had het lijk gezien, beschreef de akeligheid van het verminkte hoofd. Aan de overzij hadden ze 't over 't aantal koetsen, dat rijk en arm allemaal motten sterven, over de weduwe, over de famielje. Een agent hield de ruimte voor de deur vrij. 't Duurde lang eer de kist kwam.

FRITSJE krygt meer stemmen dan er ooit onverstaan wegstierven in de woestyn die maatschappy heet. FRITS 'n mens moet iets zyn, gelyk z'n zalige vader de dykgraaf baron VAN 'T EEN-OF-ANDER zoo wèl gezegd had FRITS is iets! Het bloed der besjeshuizen kruipt waar 't niet wandelen kan: onze FRITSJEN is iets! Neen allen goeien geesten van dooie oud-gewezen garde-noble's in 'n besjeshuis, lof en dank!

"Veel hei-'k van me leven gehoord", smaalde Essie: "maar hoe men koud zout bij koud water doeit koud bij koud om water as steen te dooie nee, daar staat mìjn verstand bij stil!" Even schrikten ze van 'n knor-geluid in de leiding. "Hij krijgt 't benauwd", lachte Mijntje: "hij laat 'n wind"... "Hei-'k gelijk dad-'t niks hellept!" zei Essie, wijs 'r hoofd schuddend: "zout! Hoe komp men an zout?

Of ie daar toen toch kwaad om geworden is, kan ik niet zeggen; maar gisteren mot ie dronken geweest zijn, en toen de suppoosten 'em 't blok andoen lieten, het ie as 'en gek geschreeuwd en gezongen: "Kees het geld! Kees het geld! Onder zen hemmetje het ie geld"! de broers vertelden 't me, toen ik in 't Huis kwam. Ik was as 'en dooie. We gingen na' de mannezaal en kleedden ons uit.

Hadden ze niet voor 'n fatsoenlijk accoordje kunnen zorgen? Nummer vier wou absoluut geen kwaad spreken, maar hij was toch positief door den dooie opgelicht die hem nog geen twee maanden geleden een paar mille te leen had gevraagd. Nummer vijf zou "hem" een man van karakter hebben gevonden, als hij had blijven leven. Daartoe was meer moed noodig dan zich dood te schieten, wat feitelijk elkeen kan.

Ze had wel lust om 't pak neer te smijten, 't verder te vertikken. Maar 't most wel. 't Most wel. Lang, moordend-heet, oneindig-lang lag de weg. Het stof onder de voeten van moeder en boer dampte op. De vliegen vlogen mee, het water glinsterde. Daar had je weer de dooie raaf op den weg. Nou kon je nog een half uur terugloopen eer je an de rooie mijlpaal kwam.

Wat was gebrek 'n ding dat je tot 'n beest maakte, dat je alles dee verwenschen, vergeten wat was je niks, niks met 'n maag die 't denken uit je kop trapte. Klappertandend, bukkend om den zakdoek met de twee dooie visschen mee te nemen, 't nog eens in de stad te beproeven, zag-ie twee bliekjes beweegloos naast mekaar drijven. 't Kikkerde 'm op. Snel met z'n pet scheppend, verraste die ze. Vier.