Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 26 juli 2025


Mijnheer Dissel ondertusschen toonde zich omtrent de zaak zeer bezorgd, stelde zich gedurig met de onderzoeks-kommissie in betrekking en liet geen gelegenheid voorbijgaan om bewijzen te geven van zijn groote belangstelling in wat het lot van Pezza mocht zijn.

DISSEL. Geurt, geurt! PYRAMUS. O ja! een roosje lieflijk geurt, Zoo geurt uw adem, beste Thisby mijn; Maar zie, een stem! Wacht maar eens effen hier Een korte poos, tot ik op nieuw verschijn. Een Pyramus, zooals er weinig zijn! THISBE. Is nu de beurt aan mij?

DISSEL. Komaan dan, ons stuk is: de zeer jammerlijke comedie en zeer droevige dood van Pyramus en Thisby. SPOEL. Een mooi stuk werk, dat verzeker ik je, en een grappig ook! Kom, goede Pieter Dissel, roep nu de spelers op, bij 't lijstje af. Mannen, wat uit mekâar, op een rij! DISSEL. Geeft antwoord, als ik je opnoem. Klaas Spoel, de wever! SPOEL. Hier. Zeg nu, welke rol ik heb, en ga dan voort.

Uwe laksheid levert u, als een gemakkelijke prooi, over aan den haat van uwe vijanden en de wraak van uwe vrienden. Gij moet, sprak ze stiller, terwijl ze, even leunend tegen de schrijftafel, voorover boog, voorloopig doen wat Dissel zegt en het programma volgen dat hij heeft opgesteld, maar gij moet alle sporen van uwe handelingen, de minste ook, doen verdwijnen.

Zij zag dat hij strak de lichtspeling om den glazen inktpot bekeek en ze lei er hare witte hand op. Maar let op! Gij zijt meer dan een bondgenoot van Dissel geworden en dit kunnen wij hem niet verbergen. Gij zijt eindelijk, tegenover Dissel, eene macht. Zoo oolijk is hij wel dat hij die macht wil gebruiken.

Een volksleider zelf is hij die u verdenkt, en zijn naam is Simon Peter. Gij kent hem. Waarlijk, zei zeer aandachtig pastoor Pezza, gij verwondert mij. En wat zegt Simon Peter dat hij weet van mij? Dat gij, tot viermaal, minister Dissel in uw huis hebt ontvangen, dat gij zijn knecht zijt en de ergste vijand van het volk. Grappig, mijnheer. Was mijn bezoek noodeloos? Geheel noodeloos, mijnheer.

De voerman van den grooten Beir, Op dat hij zijne beurt verwissel', Vlught heen met omghekeerden dissel. De gouden Titan rijst alree Met blaeuwe paerden uit der zee. Helios, de zonnegod, rees, vierigher dan Vondel hem ooit had mogen zien rijzen en sneller ook.

Ook aan vrouwelijke bediening ontbrak het; allen waren bij de aardappels bezig. Uitrijden kon men ook niet, want het eene paard was kolderig en sloeg den dissel in stukken. Aan baden was niet te denken, want de geheele oever der rivier was door het vee vertrapt en aan de zijde van den weg open en zichtbaar.

Het midden van den ketting hing over den dissel tot bijna op den grond, en in zijn ronding zaten dien avond, als op een talter, twee kleine meisjes, die elkander teer omstrengeld hielden, 't een ongeveer derdehalf jaar en 't ander achttien maand oud, het kleinste in de armen van het grootste. Een zakdoek, waarmede zij voorzichtig vastgebonden waren, belette haar te vallen.

Even schoklachte hij in zijn baard. Zoo peinzend, was hij geraakt op een groot plein, waar lange platte natiewagens, dicht nevens elkander gerijd, den langen dissel ten hooge, in de vuile nattigheid van den slijkbodem, te wachten stonden op 't werk van den volgenden dag ... Geerten stak het plein dwars over, ging dan de hooge koetspoort, zwart gapend in vuil okergelen trapgevel, binnen, poosde even voor een deur, waaruit een lichtstreep op den nattig-glinsterenden gangmuur viel, in beraad staande of hij nog een snapske pakken zou, stapte dan toch maar verder, te hongerig om langer te talmen ... Op de voorschoot-smalle binnenplaats, waar vele huizekens, smoezerig-zwart gesmookt, kouwelijk bijeenhurkt en arme, brokkelige, als oude wijvekens voor-overhangende trapgevelkens, schamel verlicht door een flakkerend olielampeken vóor een Ons-lievevrouwenbeeldje, stonden stootwagens, in elkander geschoven, de berries als hulpeloos biddende armen omhoog ... Geerten sakkerde toen hij op 't nauw-verlichte venstertje van zijn krot toe ging, want hij zag dat het grauwe waschgoed nog nat hing te flapperen, lijk dezen middag, aan den langen staak die het heele nauwe binnensteegje overspande.

Woord Van De Dag

soepe

Anderen Op Zoek