United States or Mauritius ? Vote for the TOP Country of the Week !


Valentijn en Proteus worden naar het hof des keizers gezonden, maar komen bij een naamloozen hertog te Milaan aan; van een schoonen ridder Eglamour wordt in Verona verteld, dat hij naar Julia's hand dingt, en in Milaan wordt van Eglamour getuigd, dat hij, om de nagedachtenis zijner gestorven geliefde in eere te houden, de gelofte van eeuwige kuischheid heeft afgelegd; hij wordt door Silvia gekenschetst als ridder zonder smet of blaam en door haar als beschermer gekozen op haar reis, maar weet, door roovers overvallen, verbazend snel beenen te maken; Julia heeft in het eerste bedrijf een vader, maar geeft, als zij haar tocht gaat ondernemen, het beheer van haar vermogen, landerijen enz. aan haar kamerjuffer en vertrouwde over; als Proteus een poos met Silvia gekeuveld heeft, zegt hij: "Ik heb nog alleen hare beeltenis gezien"; Julia geeft aan Silvia eerst een verkeerden brief en daarna den rechten, maar van den eersten hoort men niets meer; Silvia ontmoet volgens afspraak den ridder Eglamour bij de cel van broeder Patricius, en toch zegt later haar vader, dat zij er niet geweest is; Valentijn zucht in het bosch om Silvia, ontrukt haar aan de handen van zijn trouweloozen vriend Proteus, die door Silvia verafschuwd wordt, maar staat, zoodra Proteus schuld belijdt en berouw toont, hem zijn Silvia oogenblikkelijk af, en deze heeft niets hiertegen te zeggen.

Heeft hij zich door eigen arbeid en inspanning, door bekwaamheid en talent, fortuin verworven, dan vestigt zich de keus zijner medeburgers als van zelve op hem; ditzelfde is ook het geval, indien hij zich in den oorlog door bijzondere dapperheid of door een of ander schitterend wapenfeit heeft onderscheiden; eindelijk is meerdere kennis en ontwikkeling, door studie of reizen verkregen, bekendheid met vreemde talen en andere landen, eene zeer sterke aanbeveling voor ieder, die naar openbare ambten dingt.

Hij is een dronken fortuinzoeker; hij dingt naar de hand van Mina Bodé Volckers, die mij liefheeft; hij heeft haar kamenier, Wiarda Schwartz, omgekocht." "Ah, zoo!" merkt Guy op. "Daarom behandelde zij mij zoo beleefd, toen ik naar u vroeg." "Wiarda? Ja, een valsch, ijdel ding.

Wantrouwen tegen den hertog van Anjou. Ontzet van Kamerijk. Anjou dingt naar de hand van koningin Elisabeth van Engeland. Doornik ingenomen. Elisabeth's kuiperijen. Anjou in de Nederlanden met blijdschap ontvangen. Zijne inhuldiging te Antwerpen. Moordaanslag op Willem van Oranje. Maurits van Nassau. Zijne koelbloedigheid. Jean Jaureguy. Het onderzoek. Anastro. De medeplichtigen gestraft.

De heer Rousseau heeft een klerk uitgezonden om de noodige formaliteiten te vervullen. Hij zelve begeeft zich naar de kerk en dingt langen tijd op het tarief der begrafenisplechtigheid af. Niet dat hij er over treurt dat niet anders kan of men zal hem bestelen.

Neen, integendeel, de Schrift eischt, dat ge den bitteren beker, dien hij u mengde, tot op de heffe toe zult uitdrinken; goed en terdege proeven zult, hoe bitter en wrang zijn nijd en haat is; en dus in vollen omvang weten zult, dat die man wezenlijk uw vijand is, en die vrouw u haat. Op het diepe, volle besef van die vijandschap dingt de Heere niets af.

Titus Andronicus, 't Romeinsche volk, welks echte en rechte vriend Gij steeds geweest zijt, zendt u hier door mij, Die als tribuun uit aller naam u toespreek, Dit opperkleed van vlekk'loos witte kleur, En kiest u, dat gij dingt naar 't keizerschap, Met dezen, zoons van de overleden keizer. Wees alzoo candidatus, sla dit om, En schenk aan 't hoofdloos Rome weer een hoofd.

De Heere Zelf prijst Jobs godsvrucht, Satan dingt daarop af. Ook daarover behoeven we ons niet te verbazen. Satan is de verklager der broederen, de kritische geest, de geest, die graag zaken doet, en daarom den ander den voet licht. Zoo doet Satan tegenover Job. Hij stelt Job voor als iemand, die slechts uit loonzucht God dient. Natuurlijk.

Nu zijn juist deze apologische spreekwoorden voor ons van groote waarde, omdat zij getuigenis afleggen van de wijze, waarop bepaalde maatschappelijke personen of standen denken en spreken, al dingt het luimige karakter dezer volksgezegden op de waarheid der opvatting heel wat af. De Boer. Alles heeft zijn inzicht, zei de boer, en hij keek in zijn muts.

"Neen," zegt Adil: "bezoeken wij niet een machtigen sjech? Zou men ons meer achten, wanneer wij hem minder gaven?" Zóó is het hier. Men dingt op alles af tot het uiterste. Maar met geschenken over en weer is men ruim. En de bezoeker wordt geschat naar de waarde van zijn geschenk. "Zeker zal men ons achten," zegt Adil wel voldaan.