Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 20 juni 2025
En Sakhib, die ons uit Ramleh heeft gehaald, zal ons zeker nog meer achten dan hij reeds doet, wanneer wij hem een mooie lantaren ten geschenke geven. Ik zeg, dat wij moeten doen, zooals het behoort. Zooals Adil het heeft gezegd, zóó is het goed. En dan gaat hij slapen, gelukkig in het vooruitzicht van alle achting, die hem morgen ongetwijfeld zal ten deel vallen.
Een paar dagen later komt Amin paarden verhandelen met mijn vriend Abdoel Salaam, den broer van Adil Effendi. Amin vertelt, dat hij bij den Groot Mufti is geweest en dat hij daar een Europeeschen chawadja heeft ontmoet. "Juist," zegt Adil: "die chawadja is een groote vriend van ons." En dan noodigt Sjech Amin ons uit hem te bezoeken. Hij woont te Naälin, diep en hoog in het gebergte van Judea.
Morgen is Adil ziek. En de armen zullen nog wel vele dagen voor ons bidden. Wij blijven natuurlijk logeeren. In den salon. Ik krijg het ledikant. Voor Adil een goed bed op den grond. En daarnaast de gastheer. Dat behoort hier zoo. De gasten en de gastheer slapen samen. Hij moet zorgen, dat er met de gasten geen kwaad gebeurt. Van de verre vlakten schijnt de maan in de kamer.
Omdat de boom heel hinderlijk was voor de automobielen van de East Compagnie. Abdoel Salaam heeft al het hout gekregen en de Compagnie heeft een mooie baksjis; gegeven aan Achmad en Aboe Joessoef. Heeft Turkije iets te maken met dien boom? En de Zagjunien met een put?" En dan zucht ik en ik vrees, dat de juiste tijd voor mijn vriend Adil Effendi nog niet is gekomen.
Neen, zegt mijn vriend Adil Effendi, peinzend in de schemering: "ik geloof nog wel aan Allah, maar niet aan al die andere verhalen. En ik geloof, dat mijn broer, Subhi Effendi, ook niet meer aan Allah gelooft." Hij smookt zijn sigaretje tusschen spitse lippen en hij tipt asch met een fijnen vinger.
Adil beweert wel, dat men ons meer zou achten, wanneer wij rustig te Dar Salameh bleven. Maar ik verzeker, dat men in Europa nooit de hoofdplaats van eenen sjech onbezocht laat. En voor Europeesche argumenten zwicht Adil altijd zeker. Wij gaan. O, een wonderlijke optocht. Ik heb weer het mooie moederpaard met het veulentje. Adil den witten ezel. Drie zoons gaan mee, op ezeltjes allen.
Maar Adil Effendi is héél sceptisch geworden, sinds hij werkt in de Engelsche Regeering. Het gaat de Mohammedaansche jeugd, zooals de Joodsche: een tikje materialistisch, een tikje ijdel, een tikje genotzuchtig. Daarnaast heeft de Joodsche jeugd toch meer nationalistisch idealisme voor het land en de taal. Donkere bronnen. Wie ontsluit ze te juister tijd!
En het ontbijt op het platte dak met den wijden, vrijen blik. Voor het laatst heeft nu de kok zijn best gedaan. En voor het laatst vraagt Adil of hij een zoo machtigen sjech mag beleedigen door niet veel te eten van de vele goede zaken, die ons worden voorgezet? Geven de baksjisj. En rijden af. Ditmaal met een knecht, die loopt en straks de paarden terugbrengen zal.
Over de Turksche tapijten spint tapijt van licht en schaduw. En, vraagt ge nu wellicht: "wat is nu het laatste geweest, dat ge dien avond met uwen vriend hebt besproken? Zeker iets heel poëtisch?" Neen, lieve vrienden, niet iets heel poëtisch. Adil Effendi vraagt mij, hoeveel baksjisj wij morgen zullen geven. Heeft Aboe Fares ons niet kostelijk ontvangen? Heeft hij ons niet de rijdieren gestuurd?
Misschien dalen dan de prijzen. Maar tusschen de regendagen, o, de zalige winterlentedagen. Een hemel ongebroken als in den zomer. Maar dunner blauw. Een kussende, zoele wind. En de zonneschijn. Een winter vol zon. En welk een mateloos mooie morgen. Adil geeft het wagentje, nummer 18. Dat moet gij later ook nemen. Het is een net wagentje.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek