United States or San Marino ? Vote for the TOP Country of the Week !


En zietdaar informaties uit zeer vertrouwbare bron: "Amin el Hawadja was hoofd van een rooverbende en maakte het geheele district onveilig. Hij had altijd een honderd goed gewapende en goed bereden mannen onder zijn commando, die hem met hart en ziel waren toegedaan. Hij maakte een groot fortuin en dwong een groot aantal dorpen hem als sjech te erkennen.

In dat stommetjes-spel werden nog wel andere zaken medegedeeld, waarvan broeder Sam en broeder Sib de vervulling thans in een naaste toekomst te gemoet zagen. Voor hen was Olivier niet meer Olivier. Hij was niets minder dan Amin, de meest volmaakte held uit de zoo heldhaftige gaëlische heldengedichten. Olivier Sinclair was van zijn kant ten prooi aan een geheel natuurlijke opgewondenheid.

Nu, tegen den avondval, komen alle notabelen van Ramleh een praatje maken bij den apotheker. Paarden? Rijpaarden zijn er niet. Die zijn veel te duur geworden. Maar wij kunnen Amin el Hawadja wel een brief zenden om rijdieren en een gids, Wij offeren dus weder een half pond voor een nachtlooper naar Naälin.

Rechts boven, vlak in den hoek: "Van El-Kuds," dat beteekent: "De Heilige." Zóó noemen de Arabieren Jeruzalem. Links vlak in den hoek: "Naar Naälin." En midden in één lange lijn: "Aan Zijne Excellentie, den heer Amin el Hawadja, dat hij lang leve. Amen!" Gij, Hollandsche lezer, denkt nu, dat wij op dezen brief een mooien gelen postzegel hebben geplakt van vijf millièmes, en toen hebben gepost?

Een paar dagen later komt Amin paarden verhandelen met mijn vriend Abdoel Salaam, den broer van Adil Effendi. Amin vertelt, dat hij bij den Groot Mufti is geweest en dat hij daar een Europeeschen chawadja heeft ontmoet. "Juist," zegt Adil: "die chawadja is een groote vriend van ons." En dan noodigt Sjech Amin ons uit hem te bezoeken. Hij woont te Naälin, diep en hoog in het gebergte van Judea.

Een priester leidde den dienst, stond aan de spits en bad met luide stem. De menigte viel in met "amin, amin", waarbij zich mengde het geblaat der schapen. "Sembajang istira" heet het. Roerend naïef geloof en vertrouwen van ons kindvolk. Het zegengebed heeft drie dagen en drie nachten geduurd. U kunt begrijpen hoe opgetogen en dankbaar het volk is, dat het sedert heeft geregend, dat het goot.

Zij zijn twee broers: Amin en Ragib El Hawadja en de zoon van één hunner. Ik moet lachen om den naam: Hawadja. Want dat is de titel van Europeanen en Christenen. Aanzienlijke Mohammedanen heeten Effendi. Vrijdagavond. Wij hebben gasten. Familie van de vrouw des huizes. Haar vader is jaren lang hoofd geweest van de Wachters, die de Joodsche kolonie Rehoboth beschermen tegen Arabische rakkers.

Is iemand getrouwd, maar heeft hij geen zoon, dan heet hij Aboe met den naam van zijnen vader. Daarin ligt dan de wensch, dat een zoon moge worden geboren, die naar den grootvader heeten zal. Sjech Amin heeft ook al naamkaartjes. Engelsch en Arabisch. Daarop heet hij natuurlijk Amin Osman el Hawadja. Maar iedereen kent hem onder den naam Aboe Fares.

Dat wil zeggen: hij steelt zelf niet. Maar hij kent alle dieven. Zij stelen. En zij brengen den buit bij hem. Dikwijls ook wendde de bestolene zich tot Sjech Amin met verzoek den dief op te sporen. Natuurlijk werd het gestelene dan spoedig gevonden. En de dief kreeg ook wat. In den Turkschen tijd was dat veel eenvoudiger dan een klacht indienen bij de Regeering.

Maäloum, zegt Aboe Fares met een medelijdenden glimlach: "zij zijn allemaal bang voor mij." Er zijn gasten gekomen. Vier dorpshoofden uit de buurt van Gaza. Groote stoute Arabieren. Zij zijn hier gekomen om vee te verkoopen. Misschien is het wel gestolen vee. Maar dat weet Amin el Hawadja niet. Zij noodigen ons uit tot bezoek. Adil's oogen blijven stil en koel.