Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 20 juni 2025
Wanneer Adil iets niet wil, dan zegt hij: "Zeker zal men ons daarom minachten." En dan is 't uit. Allah is groot. Het is Maandagmiddag mooi weer. De regenwind is nog niet begonnen. Wij kunnen dus nog wel op mooi weer vertrouwen. En voor zestig piaster de man van Jeruzalem door de bergen naar Ludd.
"Neen," zegt Adil: "bezoeken wij niet een machtigen sjech? Zou men ons meer achten, wanneer wij hem minder gaven?" Zóó is het hier. Men dingt op alles af tot het uiterste. Maar met geschenken over en weer is men ruim. En de bezoeker wordt geschat naar de waarde van zijn geschenk. "Zeker zal men ons achten," zegt Adil wel voldaan.
Zijn vader wacht ons half-weg Naälin in zijn landhuis, dat heet Dar Salameh: Woning des Vredes. Hij zendt ons zijn mooiste paard voor mij. Een mooien witten ezel voor Adil. En hij, Sakhib, rijdt een gezellig grauw ezeltje. Wij eten eerst samen. Wij doen dat zonder messen en vorken. Wij breken het brood in groote brokken.
Adil koopt ook bonbons voor de vier vrouwen en de vele kinderen. Hij koopt vier kilo felgekleurde zuurtjes voor den civielen prijs van vijf gulden. Hoe feller gekleurd, hoe lekkerder. Hij koopt ook vier kilo Turksche jujubes, die hier halkoum heet. Ze kosten ook vijf gulden. En een mooie blikken doos van zestig cent. Ik vraag of acht kilo bonbons niet wat veel is?
En ver, heel ver, van achter een heuvel, Sakhib en Adil. Zij ranselen hun ezels. Zij trappen hun ezels in den buik. Sakhib jammert: "wat heb ik gedaan? Wil ik jammer brengen over zijn hoofd? Hoe zal hij durven verschijnen voor zijnen vader, wanneer den gast een ongeluk overkomen was." Zij blijven nu verder vlak vooruitrijden. Adil heeft niets gezegd.
Kijk, en dat is nu aardig: dat telegram kwam juist aan, toen wij, Woensdagochtend, van Amin's huis vertrokken. Het kostte negen piaster. Adil, die zich rijk op de reis verheugt, belast zich met alle inkoopen. Daar ik niet in de reishotels eten kan, koopt hij voor mij conserven. Wij hebben eieren. En chocolade, die van Bensdorp blijkt te zijn. Hoe is die hier in de Bazar gekomen?
Ik kan het niet vragen aan de drie zonen en aan den neef, omdat zulke dwaze vragen niet in Arabische leerboekjes voorkomen. Maar ik kan het Adil vragen. En zijn antwoord: "Aan Allah." En nog het stijgen en wenden. Hoe lijkt Naälin dichtbij. De ezeltjes glijden niet uit. Maar 't paard is al tweemaal uitgegleden, met de achterpooten tegen de voorpooten aan. Dan weer rechtop. Adil zegt: "Stijg af.
Adil biedt grootmoedig aan mede te gaan. Nietwaar, anders moest ik toch een tolk medenemen en misschien nog wel een gids. Goed, maar als wij eens afdoend bestolen werden? En ik vertel Adil wat ik van den waardigen Sjech el Kharamijeh heb gehoord. Maar nu wordt Adil heel boos. Mag men een machtigen sjech zóó belasteren? Zeker weet de wijze Amin el Hawadja alle dieven en alle diefstallen.
Wij kunnen samen veilig Fransch spreken. "Zouden wij gaan, Adil?" En hij antwoordt: "Zeker zullen wij niet gaan. Zijn zij groote sjechs? Zullen zij ons lekker eten geven, zooals Aboe Fares straks zeker doen zal? Zal men ons achten, wanneer wij een bezoek gaan brengen, zóó ver, bij zoo geringe dorpshoofden? Ik twijfel of wij zullen gaan."
Wij zullen Amin dus een brief schrijven, dat wij hem Dinsdag aanstaande zullen komen bezoeken. Adil belast zich daarmede. Het is een heel moeilijk werk, want Amin Effendi is een groote sjech. Wij bedenken ons op ieder woord. Maar 't wordt dan ook een mooie brief: "Aan Zijne Excellentie, den Geëerde, den heer Amin el Hawadja, dat hij altijd leve. Amen!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek