United States or Qatar ? Vote for the TOP Country of the Week !


Oud Castiliaansche Ridderschap, verdelg het Moorsch gespuisZooals de jachthond voorwaarts stuift, zijn keten losgemaakt, Zooals de valk schiet naar omhoog, als men zijn kluisters slaakt, Nòg feller dan de vurigheid van 't ongebreideld ros, Zoo barst de woede van Castille op den vijand los. »Verzamelt U, gij Ridderschap, en valt den heiden aan, En volgt den strijder van Bivar, die nooit nog werd weerstaanDriehonderd lansen heft men hoog...., zij dalen op bevel, Driehonderd heid'nen liggen neer, een vlug en dood'lijk spel, De lansen rijzen weer omhoog, de lansen dalen weer; Ontelb're schilden liggen dan in 't zand versplinterd neer.

HELENA. Leerde uw gefrons mijn glimlach zulk een kunst! HERMIA. Door bitse woorden blaas ik 't vuur nog aan. HELENA. Deed mijn gevlei bij hem die vlam ontstaan! HERMIA. Hoe meer ik haat, te vuur'ger mint hij mij. HELENA. Hoe meer ik min, te feller haat hij mij! HERMIA. 'k Heb aan zijn dwaasheid, Helena, geen schuld. HELENA. Neen, maar uw schoonheid wel; had ik die schuld!

De torens alleen er bovenuit; ze staken zwarte gaten in de grijze massa; het hoogst dat somber-schoone, recht-opstaande blok teeken der stad de stompe toren van Rotterdam.... En het bleef hetzelfde, dien heelen Woensdag: die grijze, hangende lucht, veel regen, meest motregen, soms wat feller, dan weer een poos heelemaal weg, benauwend zoel, en vroeg donker.... Maar in 't straten-leven der Rotterdammers, de volte, de herrie langs havens en kaden, het drukke bewegen door nauwe straten, stegen en sloppen, gaf dat geen verschil met gisteren, of met verleden week, toen de zon geschenen had, dag aan dag.

Het tegenovergestelde van dit alles zal plaats grijpen, wanneer de stoomspanning binnen den ketel beneden de aangenomene maat daalt: want dan zal het water met den cilinder in den buis L L dalen, en den demper D doen ligten; waardoor het vuur heviger trekking ondergaat, dus feller branden zal, en de stoom in spanning stijgt, tot zoo lang de demper D weder de bepaalde opening voor de juiste trekking des vuurs zal hebben daargesteld.

De gure nachtwind jaagt een sneeuwkleed over het vreeselijk slagveld, 't welk de grauwe dag zag aanrichten. Er heerscht een volkomen duisternis. De angst- en smartkreten hier en ginder worden door den steeds feller opstekenden wind verstrooid en versmoord.

Eensklaps, alsof God zijnen vinger op hun voorhoofd hadde geplaatst en tot elk van hen geroepen had: "Wees machtig!" eensklaps joeg hun hart feller, de moed en het vertrouwen vervulden hunne boezems, en zij spraken tot elkander: "Zie, het vaderland staat op den boord van den afgrond, de vreemde legt de bijl aan het gebouw onzer nationale glorie; nog een kort tijdvak, en de namen onzer vaderen, hunne heldendaden, onze schoone geschiedenis, onze zeden, onze taal, alles wat wij bezitten zal verloren zijn!

Alleen de groote zonnen hangen Als feller kaarsen in dien schijn: De ziel herdenkt heur lang verlangen In nietsverlangend zaligzijn. Alsof van achter diepe slippen Haar dolend tasten eindlijk vond Met hare warme blinde lippen Nog lichter lust dan uwen mond. Weg boven dood en leven zweven Wij op in duizelhellen schrik: O kort en onbegrensd beleven Van eeuwigheid in oogenblik!...

Ze had een ernstig gezichtje. Hare groene oogen keken ernstig rechtuit, maar rozig waren haar wangen en haar mond bleef rood van frisch en overdadig leven. Het kleed somberde om haar, gewichtig en zwaar. Het deed nog feller opgloeien het goud van heur massieve haar, en haar gelaat blonk klein en liefelijk uit, in blanke mooiheid en doorzichtige blosjes daar langs.

Zou men hem doen dalen, tot voor het vreeselijk monster? Weder lachte hij, en met jongen, lichten tred liep hij naar beneden. De basiliscus hoorden zijn schreden, en hief den kop. Zijn oogen waren vlammen, maar de knaap stierf niet, neen, hij liep zorgeloos, en tastte slechts even. Nog feller vlamden de oogen van den draak, en de jongeling lachte maar. Langzaam kroop de hagedis naderbij.

Goedroen zat, vol gramschap om Siegfrieds dood en gedrukt onder het leed, bij het lijk van haar geliefde, maar weenen kon Goedroen niet. Toen zeide een tweede van de vrouwen: "Ik heb nog veel feller leed te beklagen. Want als gevangene werd ik door vijandelijke legers medegevoerd. In het vreemde land moest ik een edelvrouw elken morgen met sieraden kleeden en haar schoeisel binden.