Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 28 juni 2025
Wanneer Adil iets niet wil, dan zegt hij: "Zeker zal men ons daarom minachten." En dan is 't uit. Allah is groot. Het is Maandagmiddag mooi weer. De regenwind is nog niet begonnen. Wij kunnen dus nog wel op mooi weer vertrouwen. En voor zestig piaster de man van Jeruzalem door de bergen naar Ludd.
En zal Reine worden uitgenoodigd, de Jemenietische keukenvrouw? Er zijn vreeselijke dingen gebeurd tusschen Reine en Hamame. Natuurlijk zijn ze geen van beiden begonnen. Hamame heeft Reine zeer beleedigd. Zij heeft gezegd: "Gij, Reine, zijt een dief. En uwe zuster, die te Rischon le Zion woont en wascht voor de Engelsche soldaten in Ludd, uw zuster is een slechte vrouw."
Dan slaat het door. O, als Sakhib maar niets had gezegd! Want wanneer we Ludd voorbij zijn en in de heuvelvlakte komen, dan beginnen de woorden van Sahkib mij te hinderen. En na een langen strijd, die klopt in hart, keel en pols, heb ik het paard een tik gegeven met het leidsel. En het draaft dadelijk op. Een korte, krachtige draf.
En dan weer voor vijf en twintig piaster in een heerlijk zonnig tentwagentje langs eenen vol en bontlevenden weg naar Ramleh. Omdat er in Ludd geen hotel is. Het hotel in Ramleh is echter ook geen hotel, maar een holletje. Niet duur. Dat is waar. Er zijn twee kamers. Een met vier, en een met zes bedden. Van kamers met één bed heeft de waardin nooit gehoord. Zijn wij dwazen?
Een looppad, hoogstens een paardenpadje door de bergen. Wij moeten met den morgentrein gaan naar Ramleh of Ludd. Overnachten. En 's morgens te paard de bergen in. Geen wagenweg. Twee dagen uit en thuis. Adil doet thuis ook niets. Maar op reis niets doen is toch nog weer geheel anders. Nietwaar, vóór men op reis gaat, mag men toch wel eens informeeren naar den gastheer?
Oostwaarts van Ludd en Ramleh. Niet ver van Midji, het oude Modin, de stamstad van de Chasmoneesche heldenfamilie. De donkere oogen van Adil schitteren, wanneer hij mij de uitnoodiging overbrengt. Twijfel ik nog, of ik gaan zal? Mag men een zoo machtigen sjech zóó beleedigen! Maar ik spreek nog lang geen Arabisch genoeg om mij met den sjech waardig te onderhouden.
En ze mogen allen spelen met het lichtbruine paardeveulentje, dat een blauw snoer om het ranke halsje draagt. Tegen het Booze Oog. Een Joodsche smid. Alles Joodsch leven. En dan komen in het stationnetje te Ludd. En daar Jabotinsky vinden, die naar Jeruzalem rijdt. En de trein naar El Kuds, gezegd Jeruzalem, die vandaag op tijd is. Ongehoord.
Hier hebben wij tusschen de regendagen de zonnedagen, dieper en schooner dan in de zomers. En het uitzicht. Zoo ver als onze blikken, gaan de landen van onzen gastheer. Heel, heel ver bouwen de huizenhoopjes van Ludd en van Ramleh. Ik kan hem nu op mijn gemak opnemen. Een korte, stevige kerel. Proper in zijn bruin en wit overgewaad. Hij gaat in huis op blanke, bloote voeten.
Zoo vrij te rijden door het Land. Overal de wijde blik tot aan de verre, blauwe berglijnen. Wij rijden langs het dorp van Ludd. Palmen. Er is al eerste regen gevallen en er staat stil water. Zoo stil als de hemel zelf. Het is een prentje, zooals wij die zagen in atlassen en aardrijkskundeboeken. Nu denk ik aan mijn jeugd en zucht. Maar ik verlaat mijn jeugd.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek