Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 23 juli 2025


Zijn vader zat telegrammen te schrijven, hield nu en dan op en zuchtte. Abraham keek naar buiten op de plaats, waar de herfstdag gelijkmatig troosteloos neerzeeg. De professor werd gestoord door een bleeken, zachtmoedigen man, dien Abraham kende als den aanspreker; en terwijl ze samen spraken, sloop hij weer naar de slaapkamer.

'Ze loopen nu te lachen, zeide Pluizer, 'alsof zij mij geen van allen kenden. Maar dat schijnt maar zoo. Als ik alleen met hen ben, kunnen ze mij niet negeeren en dan zijn ze ook zoo vroolijk niet. En onder het gaan was Johannes zich bewust dat er iemand achter hem liep. Als hij omkeek zag hij den langen, bleeken man, die met groote, onhoorbare schreden tusschen de menschen schreed.

Zijn statig voorhoofd bloost, omschenen met een kring Van stralen, die hun glans om 't rijzig lichaam spreiden, Dat, vonklende als een vuur, zich thands schijnt uit te breiden, En 't purper bleeken doet, dat om zijn schouders drijft, En slingrende in de lucht een golvend welf beschrijft. Zijn voeten raken thands geen grond, maar opgeheven Van de aarde, schijnt hy als een hemelgeest te zweven.

Wanneer men nu de aandacht vestigt op de streek, van waar dit gekrijsch komt, ziet men den bleeken Vogel stellig, want hij vliegt onbeschroomd op plaatsen, waar avondwandelaars zijn en zweeft dikwijls als een schaduw op korten afstand om hun hoofd heen.

De heele familie was juist achter in het huis en ze was stilletjes binnengekomen om hem te verrassen. Ze verraste twee anderen zóó, dat Meta schrikte alsof ze een geest zag en John Brooke in de studeerkamer ontsnapte. "Zeg! wat beteekent dit alles?" riep de oude dame, met een slag van haar wandelstok, terwijl ze van den bleeken jongeman naar de vuurroode jonge dame keek. "Een vriend van Vader.

Nu zie 'k der menschen wonderwerk de graauwe, goud-bekruiste kerk, een ruigt van spitsen, teer en sterk, aan bleeken horizont. O menschen, hoe hebt gij 't gedaan 't Schoon wat ik in mijn binnenst vond zie 'k heerlijk voor mij staan. 't Betrouwen op Gods liefde en recht voor eeuwig, machtig uitgezegd in prachtbouw, fijn en hecht.

't Was niet het morgenrood, 't was de dageraad; een bekoorlijk, onbeschrijfelijk oogenblik: hier en daar nog eenige sterren aan den bleeken hemel; de aarde geheel zwart; de hemel geheel wit; een huivering door de grasscheuten; alom de geheimzinnige indruk der schemering.

Eerst was-ie angeloopen bij 't sneeuw-bureau van de stad, waar honderden drongen, vijandig kijkend naar wie door de queue probeerde te sliepen. Suikerpeer groette. Die was leeper geweest en al om vier uur van huis gegaan, 'n Half uur wachtte-die, verkleumd, trappelend, huilerig van ellende toen kon-ie inrukken. Alleen de voorste werden genomen. De rest was niet noodig. Mee-sjokkend met 'n paar ouwe stumpers, die in 'n toevluchtsoord sliepen, die teminste 'n kop warme koffie hadden geslikt, had-ie langs de ijsbanen gedrenteld, waar al vroeg de vlaggen vroolijkten, en metselaars, timmerlieden, diamantslijpers, de sneeuwbeddingen veegden. Elke gracht, elk water had z'n banen met hunkrende hongerlijders. Onder de bruggen hakten ze 't ijs, om vlonders te leggen en centen te bedelen. Stoelen werden aangedragen en schaatsen om te verhuren. Overal was 't 'n haasten om de ouwe plaatsen in te nemen, overal keken ze den bleeken, jongen jood en de verdane kerels van 't toevluchtsoord weg. Toen waren ze weer aan 't aanschellen gegaan, door deurkieren vragend of ze stoepen mochten schoonmaken, asch strooien, bijten hakken. De menschen sliepen nog, de dienstmeiden zeien nee. En zoo, in den star-heldren wintermorgen,op van kou, grimmig van wrok, was-ie alleen verder gegaan, de zwaar-trekkende karrepaarden langs, de zwiepende bezems ontwijkend van de mannen die voor de stadsreiniging werkten. Eén ding had-ie nou nog, 'n m

Maar toen ik gisteren, bij zonsondergang, Dwaalde bij de rivier de Ressava, Zie: daar zag ik dertig liefelijke maagden Bezig op de oevers haar garen en linnen te bleeken: Onder haar bevond zich de schoone Iconia, De schoonste dochter van vorst Miloutin; Van hem, den vorstelijken heerscher over Resseva. Zij zou waarlijk een bruid zijn om lief te hebben.

Hij werd gevolgd door zijne beide zonen: Torre, een bleeken, ziekelijk uitzienden jongeling en Lavaine, een frisschen blozenden knaap van nauwelijks achttien jaren. Daarachter kwam schuchter en verlegen Heer Bernards eenig dochtertje Elaine, de jongste van het drietal en nog bijna een kind in leeftijd en uiterlijk.

Woord Van De Dag

staande

Anderen Op Zoek