Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 24 juni 2025
Komt hun reeds de naam van mensch toe? Naar ons oordeel niet. Dat zij zich met de voeten, de handen en het hoofd verdedigen als zij aangevallen zijn, bewijst niets, immers dat doen ook de apen. Dat zij eene vrucht nemen en die naar het hoofd van hunnen tegenstander werpen, bewijst evenmin iets, dat doet de aap eveneens.
Als een zandbank het niet op wonderdadige manier had tegengehouden een weinig beneden Miandrivazo, zou het heel alleen weer naar Australië zijn teruggegaan....... Dit ongeluk, dat bijna twee millioen francs heeft gekost, bewijst, dat de Engelschen zelfs ook nog wel eens oogenblikken kunnen hebben van, laat ons bescheiden zeggen, lichtzinnigheid.
Honderd vertoogen over de nietigheid der uitwendigheden, honderd bewijzen dat het rouwkleed niets bewijst, honderd voorbeelden van huichelaren die het ontwijdden, van lichtzinnigen wie het verveelde, nemen niets weg van het zacht weemoedig gevoel waarmee de hartelijk bedroefde het aantrekt!
Ik heb van den Franschen consul een stuk gekregen, met zijn zegel gestempeld, waarin staat dat ik tot de garde consulaire behoor. Dat paspoort bewijst mij goede diensten en stelt mij in staat, mij overal toegang te verschaffen, waar die aan anderen verboden is.
Onder Buenos Aires zijn gerezen beddingen met zeeschelpdieren van levende soorten, wat eveneens bewijst, dat de periode der Pampas-rijzing in het jongste of Quartaire Tijdvak viel. In de Pampas-formatie te Bajada vond ik het beenachtig pantser van een kolossaal armadil-achtig dier, waarvan de binnenzijde, na verwijdering van de aarde, er als een groote ketel uitzag.
Maar hoe liefdevol zijn ook de andere figuren in dit boek gebeeld. Carlotta, de zachte zuster van den goeden, fijnen, gewetensvollen pastoor van Cavarna, en Carmela, de flinke moeder van dat aardige kereltje Massi; de trotsche Luigia, de moeder der Muzzo's; Ambrogio Muzzo, de gegriefde, van zijn zonen beroofde vader, die ten slotte in wanhoop den trotschen kop buigt en zijn dochter met een Taddeï laat trouwen: in 's hemels naam ... hij heeft geen wil meer ... hij is òp. En die joviaal-ronde pastoor van Montagnola. Maar het Mayertje, ofschoon uitstekend doorvoeld, is niet zóó goed gebeeld: de schrijvers hebben hier te zeer den objectieven verhaaltoon verlaten, zijn te nederbuigend, te spottend, [p.36] te humoristisch geworden. Met den Zoppo, den uit den treure preekenden vegetariër en theosoof vormt zij niettemin een aardig kontrasteerend stelletje, waaraan we wel eens 'n fijn-comische situatie te danken hebben. Maar bovenal valt "'t Mayertje" te waardeeren, wanneer men deze figuur als compositorische waarde keurt. Zij blijkt dan, dunkt mij, van zelf te symboliseeren het verachtelijkste gevolg van een in 'n betrekkelijk primitief land binnendringende weelde, die weliswaar door het meerendeel harer gevolgen, maar toch vooral door dit, een tot dan nog natuurlijk-levende, landelijke bevolking langzaam corrompeert. In een van haar tallooze minnehandels gebruikt Madame Mayer een jong meisje uit het geslacht der Muzzo's als "postillon d'amour," welk kind op een van die boodschaptochten door den "minnaar" van het Mayertje wordt verleid.... Hoe men dan ook dit boek als een verzameling van losse tooneeltjes en tafereeltjes kan beschouwen is mij een raadsel. Zeer zeker zijn de steunbalken in het bouwsel verborgen en is dit niet fraai en goed? maar het dunkt mij wel wat zonderling van een bouwkundige, om, wijl hij de einden niet door de muren ziet steken, te meenen dat die balken er niet zijn! En nu lezer! "Ben ik uitgegaan om te vloeken en heb ik gezegend"? Neen, neen, ge vergist u, zoo ge dit meent, ik ben geen Bileam, en al berijd ik soms 'n stokpaardje, ik zit nooit op 'n "ezelebeest," zooals Couperus zou zeggen! Ik heb mooi gevonden en ik heb gezegend, ik vind leelijk en ik vloek uit echte en diepe ergernis: Wat dit boek zegt, dat zegt het voortreffelijk een enkele, in de sfeer van het geheel niet thuis hoorende metafoor, een enkel geaffecteerd zinnetje daargelaten, heeft ook de taal die aangenaam stemmende verzorgdheid, welke de gerechtvaardigde achting der schrijvers voor eigen vermogens bewijst maar in 't verzwijgen, daar zit 'm het ergerlijke in. Niet voor niets hebben we de Fransche boeren van Zola en de Balzac, de Hollandsche van Querido leeren kennen, en zouden deze eveneens katholieke Italianen zoo heel anders zijn?... Geloove wie 't kan, ik niet! Maar al hadden we ook niets van Zola'sche of andere boeren gehoord, [p.37] dan nog zouden wij voelen, dat hier levenszijden verzwegen of verdoezeld zijn. En indien dit niet voortkomt uit zekere zielsarmoede bij de schrijvers, een verfijningsontaarding, waardoor voor hen die levensuitingen ondoorvoelbaar zijn geworden, een zelfde zielsarmoede als die telkens nieuwe prikkels noodzakelijk voor hen maakt, om tot scheppen te komen, d
"Hier is een vlek," zeide hij. "Ja, mijnheer, het was een bloedvlek. Ik vertelde u reeds, dat ik het boek van den vloer opraapte." "Was de bloedvlek aan den onder- of aan den bovenkant?" "Aan den onderkant." "Hetgeen natuurlijk bewijst, dat het boek is gevallen, nadat de misdaad gepleegd was." "Juist, mijnheer Holmes.
Och edel ridder van prise goet, Nu en doet mi ghene dorperheit: Dies biddic u door uwe edelheit, Dat ghi mi ghene dorperheit bewijst, Want het worde u sere mesprijst, Waer ghi quaemt tot eneghen hove. Ghi dunct mi een ridder van groten love; Daer omme biddic u, hoghe baroen, Dat ghi mi niet en wilt mesdoen Ende laet mi over dat ic si. O scone wijf, nu segt mi, Wanen comdi in dit foreest?
Wat overigens wel bewijst, dat hij inderdaad zijne hooge bestemming vervult en den heiligen persoon van den theokratischen Keizer herbergt, is, dat ter wederzijde nevens elk portier de vrouwen gaan, aan wie de verzorging van den Mikado is toevertrouwd, en die alleen het recht hebben hem te naderen en zijn aangezicht te zien.
De kolonisten begrepen echter spoedig van waar die onbeweeglijkheid kwam, toen zij bij eb rondom het beest konden loopen. Hij was dood en er stak een harpoen in de linkerzijde. "Er zijn dus walvischvaarders in onze nabijheid?" zeide Gideon Spilett. "Waarom?" vroeg de zeeman. "Omdat die harpoen er nog in is...." "Wel, mijnheer Spilett, dat bewijst niets," antwoordde Pencroff.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek