Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 3 oktober 2025


En dan gingen we de zon op zien komen aan de Zuiderzee, behalve Kees, die naar huis ging. Hoyer klaagde over de kou, maar Bavink en Bekker wisten nergens van. Die zaten op de steenen onder aan den zeedijk met de oogen half dicht en keken tusschen hun oogharen door naar de dansende gouden pijltjes die de zon in 't water maakte. Stapelmal werd Bavink er van.

"Nee", zei Japi, "ik ben niks en ik doe niks. Eigenlijk doe ik nog veel te veel. Ik ben bezig te versterven. Het beste is, dat ik maar stil zit, bewegen en denken is goed voor domme menschen. Ik denk ook niet. 't Is jammer dat ik eten en slapen moet. Liefst zou ik dag en nacht blijven doorzitten." Bavink begon 't geval interessant te vinden. Hij knikte maar.

"Zeg Japi" zei Bavink op straat, "nu moest jij eens een rondje geven." "O ja", zei Japi, "vooruit dan maar". En zoo leerde ik Japi dienzelfden avond nog in zijn kwaliteit kennen. Hoyer had een theorie dat bier nooit kwaad kon. Wij dronken er dus zeer aanzienlijke hoeveelheden van. Ik kwam op negentien cent; Hoyer was uitgeknepen.

Ik moest wel, m'n centen waren op." "Is u Amsterdammer?" vroeg Bavink. "Ja, Goddank", zei Japi. "Ik ook", zei Bavink. "U schildert niet?" vroeg Bavink. Het was een rare burgermansvraag, maar Bavink dacht aldoor maar: wat zou dat toch voor een kerel wezen? "Nee Goddank", zei Japi, "en ik dicht ook niet en ik ben geen natuurvriend en geen anarchist. Ik ben Goddank heelemaal niks."

En zoo kwam 't gesprek op Zierikzee, op Middelburg, op Arnemuiden en al die oorden, waar ze allebei uit en te na hadden rondgeloopen en gestaan en gezeten. Want Japi had van z'n leven toch ook nog wel iets anders gedaan dan in Veere aan den waterkant gezeten. En toen merkte Bavink al gauw dat Japi niet alleen loopen en staan en zitten kon, maar kijken ook. En boomen honderd uit.

"Koekebakker", zei Bavink, "dit is Japi, een kerel waar je plezier van kunt beleven. Hoyer is nog even welgemanierd als altijd, hoor ik". "Ga zitten Japi", inviteerde Bavink en liet zich met een plof vallen op de eenige stoel die vrij was; "neem dat kistje maar." Er stond een schavotkleurige matrozenkist, daar had ik een schoon hemd in en de brieven van mijn zuster.

Ons werk op kantoor deden we niet al te best, en onze bazen verachtten we, behalve Bavink en Hoyer, die geen bazen hadden en niet begrepen, waarom we iederen dag weer naar die bazen toegingen. We wachtten maar. Waarop? Dat hebben we nooit geweten. Bekker zei: "Op 't koninkrijk Gods." Dat wil zeggen, dat heeft-i een keer gezegd zonder zich nader te verklaren.

Hij zou me zeggen wat ik doen moest. "Je schildert twee horizontale banen, onder elkaar, even breed, een blauwe en een goudgele en in 't midden van die blauwe baan maak je een ronde goudgele vlek. En dan zetten we in den catalogus: No. 666 De Gedachte, schilderij. En dan zenden we 't in op mijn naam: Johannes Bavink, 2de Jan Steenstraat, nummer zooveel en we prijzen 't voor f 800.

Dat kon Bavink wel bekoren. Het schip steigerde, kwakte, rolde en slingerde; het water spatte en plenste over de verschansing; niemand anders was aan dek te bekennen. Vóóruit was het water onafzienbaar, vol witte koppen, de schaduw van een groote wolk was een drijvend eiland; heel in de verte voer stampend een zwarte vrachtboot voor hen uit.

En Kees Ploeger praat van die rare kerels die 'm op den slechten weg brachten. Maar toen waren we in de dagen onzer dwaasheid, de uitverkorenen Gods, ja God zelf. Verstandig zijn we nu, alweer behalve Bavink en we kijken mekaar aan en glimlachen en ik zeg tegen Hoyer: "we zijn er niet op vooruit gegaan."

Woord Van De Dag

cnapelinck

Anderen Op Zoek