Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 3 oktober 2025
En als-i denkt dat-i God heeft dan heeft-i linnen en verf. Dan is God overal, behalve waar Bavink 'm hebben wil. En dan komt er een vent en schrijft dat Bavink gebenedijd is. En Hoyer leert dat uit z'n hoofd en loopt er over te zwetsen tegen Bekker. Zeg wel gebenedijd. Weet je wat ik wou? Dat ik spoorwegboekjes kon maken. Zoo'n vent laat God met vrede, die is 'm de moeite niet waard."
Z'n vader had eindelijk een betrekkinkje voor 'm gevonden bij de gasfabriek. "Hij loopt nu met een uniformpet op met drie kruisjes en G. G. boven z'n voorhoofd en een boekje onder z'n arm. En een vent bij 'm met een zwarte zak." Bavink had 't een heel gezicht gevonden. Hij moet de halve stuivers uit de muntmeters halen en de andere vent moet die dragen in dien zak.
En als ze de halve stuivers uit de meter hebben gehaald, dan moet Kees vragen of de juffrouw die halve stuivers weer in wil wisselen. Hij klaagde dat-i zoo weinig verdiende. Bavink was een eindje met 'm mee gegaan, hij had nog nooit naast zoo iemand geloopen. Maar 't had hem gauw verveeld. Hij deed 't nooit weer.
"Wacht ik zal u helpen", zei ik. Toen schoven wij de kist bij tafel, Japi en ik, en toen zag Japi een leeg stijfselkistje staan van Hoffmann met een kat er op, daar had ik aard ingehad, maar er had niets in willen groeien. "Zie zoo", zei Japi "anders zit ik zoo laag." "Ik zal er maar eentje nemen", zei Bavink en stak een van mijn sigaren op. "Ga je gang maar Japi". En Japi beviel dat wel.
En dat hij voorgedragen was als lid van "Arti". Of Bavink wel eens hier kwam? Nooit, hij was er nog niet geweest. En of hij nog wel eens iets van Kees had gehoord? Ja, Bavink had hem een tijdje geleden op straat gesproken. Drie of vier betrekkingen had Kees in een paar jaar versleten en daar tusschendoor was hij lange tijden werkeloos geweest.
Als hij bij Bavink op 't hok kwam en Bavink legde zijn sigaren op tafel, dan liet i zich op zijn stoel vallen, hield zijn jas aan en zijn hoed op, nam moeizaam een sigaar, beet er langzaam het puntje af en had moeite om de lucifers te vinden, knoeide met aansteken, rookte langzaam en zelden meer dan één sigaar op een avond.
Anders kon ik in dergelijke omstandigheden nog wel eens bij Bavink terecht. Maar juist nu had die heer de aardigheid gehad om over dag te slapen en 's nachts bij den weg te loopen. Een heele nacht had ik moederziel alleen bij zijn kachel gezeten; hij had dat zoo willen hebben maar lollig was 't niet geweest.
Twee dagen sjouwden Bavink en Japi in Veere rond en toen jijden en jouwden ze elkaar al. Urenlang zaten ze samen op 't dak van 't Hospitaal en keken over Walcheren, over de Kreek en 't Veergat en den ingang van de Oosterschelde en de duinen van Schouwen. En daar had je dikke Jan ook weer, den toren van Zierikzee, nu in 't Noorden.
Dan kwam i vertrouwelijk bij je staan, liet je geheimzinnig de "spieën" zien, lachte hardop en zei: "De stakkers toch hè?" Papier nam i nooit aan: daar kon je niet mee rammelen. Goud moest i hebben en zilver, en als 't 'm te veel werd "kwam i de rest later wel eens halen." Dat was Bavink; en je begrijpt dat een heer die zich oefende in 't versterven hem degelijk interesseerde.
Zoo'n waterplas heeft 't maar goed, die golft maar en weerspiegelt de wolken, is aldoor anders en blijft toch gelijk. Heeft nergens last van. Al dien tijd stond Bavink schrap in den wind op z'n stok geleund en knikte Japi maar toe. Dat is zoo mal nog niet, dacht i. En droogjes weg vroeg i, of Japi ook door ging naar Veere.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek