United States or Panama ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij had maar zitten opladen en zitten poken, en naar den gloeienden pot zitten kijken en z'n pijp gerookt, de kachel zoo te zeggen tusschen z'n knieën. En niks gezegd hatti, tot Bavink plotseling gezien had dat er een groote scheur in den pot was en vreeselijk had opgespeeld.

Ik kon mijn tijd toch ook een boel beter besteden dan hier te zitten zuipen en naar die verfboel te koekeloeren. Word ik er minder van?" "Neen, dat deugt niet", zei i dan, "veel te blauw; je weet toch wat we gisteren afgesproken hebben? Veel te blauw, kerel. Denk je dat 't je zoo zou aangepakt hebben als 't die rare blauwe kleur had?" Japi was goud waard voor Bavink. Bavink sleepte 'm overal mee.

En toen ze samen aan de Zijpe aan wal stapten, toen wees Japi naar 't Zuidwesten, naar den dikken toren van Zierikzee die heel flauwtjes aan den horizon zichtbaar was en zei: "Dikke Jan, die oue geduldige dikke Jan, hij staat er nog. Ik dacht 't wel. Ja hoor, hij staat er nog." En toen vroeg Bavink of i altijd zoo'n lol had en toen zei Japi: "Ja", meer niks.

Een heer in een uniformjas en met gele biezen om z'n pet kwam op ons af en sprak mij aan. "Ik geloof mijnheer, dat u beter doet, als u dezen heer naar huis brengt." Ik salueerde en gaf Bavink een arm. Hij ging gewillig mee. In de huurauto viel-i in slaap. Op de Nieuwe Zijds-Voorburgwal werd-i even wakker toen wij door een kuil reden en wilde weer over die hoedendoos beginnen.

"Bavink", zei Japi, "'k geloof, dat je daar kennis aan hebt; ik zoek zoo een baantje, als dat niet een dingetje van jou is." "Daar kom je goed af", zei Bavink. "Dat dacht ik wel", zei Japi en ging weer zitten. "Nee maar, ik kom hier vast terug. Ik zit hier goed." Op dat oogenblik begon de gramophoon van den diamantslijper aan den overkant ter werken. "Klappen", zei Japi.

Japi vond 't geval kostelik, zat drie dagen later op den rand van mijn ledekant en liet zijn beenen bengelen; zei dat 't stom van Bavink was geweest om zich te bezatten, maar "die zaak kwam in orde." Toen hij wegging had hij "Le Lys dans la Vallée" te pakken. Het was een maand later. Een veertien dagen had het wat gevroren, maar in 't begin van die week was 't weer plotseling omgeslagen.

"Wat heb je daar?" zei Bavink. Op mijn tafel lag "Le Lys dans la Vallée" van Balzac. "Aha, Balzac. Geen kwajongen, die oue heer. Dood ? Al lang dood. Natuurlijk. Waar kom je vandaan, Hoyer? Wat heb je daar een mooie jas aan. Ga eens staan. Te kort, kerel, veel te kort". Bavink was genoegerig. "Dat weet ik potdome ook", zei Hoyer. "Vertel liever eens waar jij gezeten hebt. En wie is die heer?"

Japi had 'm laten uitrazen, hij was opgestaan en had z'n stoel weggenomen, en Bavink had met de pook 't schuifdeurtje open gemaakt en een gat gebrand in den grond met 't uitscheppen van de gloeiende kolen.

Maanden later op een avond zag Bavink hem zitten ergens drie hoog in een kantoorgebouw. Hij zat aan 't raam te werken en 't lokaal was hel verlicht. Bavink liep naar boven. Hij zat alleen en was druk bezig. Bavink kon niets uit hem krijgen. Hij werkte maar en zei weinig.

Het eenige raam was bijna schouderhoogte van den grond; als je aan tafel zat, zag je niet veel meer dan een stuk lucht, waar langzamerhand de kleur uitweek, en wat sterren, als 't donker was. Schilderen? Wie kon er nog schilderen, als je Bavink hoorde? Alles lieten de lui zich voorzetten, letterlijk alles. Ik moest maar eens een schilderij maken. Dat was ik zelf, Koekebakker.