Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 11 mei 2025
Van hier is een veer, dat over het Keeten naar Vianen op Duiveland overzet. Wij zullen van dat middel gebruik maken, om Duiveland te bereiken, teneinde de oude verbindingsmiddelen der Zeeuwsche eilanden te leeren kennen. Daar vóór ons ligt het verbindingswater tusschen de Ooster-Schelde en Krammer, dat van het zuiden af de namen draagt van Keeten, Mastgat en Zijpe.
Filipsland ligt aan den dijk in den hoek van het eiland; de roode daken en een proper molentje komen van verre boven den dijk uit. Op Zondag, als de visschers tehuis zijn, is 't een levendig gezicht, de vloot van schuiten te zien, bij het dorp gelegen. Flinke stoomveerbooten brengen thans de verbinding over de Zijpe met Duiveland tot stand, om aan beide zijden bij den stoomtram aan te sluiten.
En toen ze samen aan de Zijpe aan wal stapten, toen wees Japi naar 't Zuidwesten, naar den dikken toren van Zierikzee die heel flauwtjes aan den horizon zichtbaar was en zei: "Dikke Jan, die oue geduldige dikke Jan, hij staat er nog. Ik dacht 't wel. Ja hoor, hij staat er nog." En toen vroeg Bavink of i altijd zoo'n lol had en toen zei Japi: "Ja", meer niks.
Door Dirk, Burger van Schoorl, wordt in diens kronijk als eerste Watervloed opgegeven die van 333 in Noord-Holland, wanneer de Zijpe is ingebroken en 1200 jaren verdronken heeft gelegen.
Doch langzamerhand verlandde dit water meer en meer; in 1373 en 1374 werden in het noorden landen ingepolderd, waardoor Schouwen met Dreischor werd verbonden, en sedert zette dit proces zich voort. Zelfs werd in 1610 de Gouwe in het zuiden bij Zieriksee geheel afgesloten. Terwijl deze wateren verdwenen, namen Keeten, Mastgat en Zijpe in beteekenis toe.
Men wijze hierbij niet op de bedijking van de Zijpe in 1597 en van den Wieringerwaard in 1608, en op die van den Waard- en Groetpolder in 1843 en van den Anna Paulownapolder in de jaren 1845-1847.
Hij had enkele dagen in Rotterdam langs de havens gesjouwd en had er meer dan genoeg van. Aan boord van de boot tusschen Numansdorp en de Zijpe, daar zat i weer. Het woei nog al, dien ochtend; er stond een flink koudje wind en het water liep met witte koppen. Af en toe spatte 't op 't voorschip over de verschansing. De glazen tochtdeuren op 't voordek waren dicht; op 't voorschip zat niemand.
De Zijpe was in het begin der 18e eeuw zoo ondiep, dat men aan het noordelijk einde er door kon waden. Sedert is dit water dieper geworden; er kwam meer vloedwater binnen, het schuurde over den bodem en vormde een geregelde bedding. Waar men in 1705 nog door de Zijpe kon waden, stond in 1760 reeds 40 voet water en tegenwoordig meer dan 100 voet.
Die deze liefelijke bosschages doorwandeld heeft en, na zich eerst in de koele lommer en daarna in de eenige herberg van het dorp te hebben verkwikt, nog hooger noordwaarts op wil, moet eerst zijn rekening met het geboomte sluiten; want hem toeft niet anders dan het Hondsbosch, dat in het geheel geen bosch is, daarna de Zijpe, Westfrieslands grootste drooggemaakte vlakte, en dan de woestijn van het Koegras, totdat hij bij den Helder in het Marsdiep staat te staren en aan den oostkant het eiland Tessel ziet opdoemen, waar reizigers van verzekeren dat er een lief boschje bestaat, tusschen den Burg en het Schild, nietig overschot van vroegere woudpracht.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek