Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 2 juli 2025


Maar ik, heeren! riep Lionel; heb mijne krachten terug erlangd! Ik zal de Kar wederom bestijgen! Lionel! riep Lancelot. Aan mij is nu de beurte de Kar te bestijgen! En die dwerg zal mij voeren tot Camelot, waar ik mijnen Koning kond zal doen en Merlijn de Kar onttooveren zal! Neen! riep Ysabele.

Ik waag hem nauw in de oogen te blikken al zijn die zachte: hij is zoo hoogelijk verheven boven mij en hij is zoo trouw als een ridder niet en ooit was: de vinders hebben in zijne jeeste zijn trouwe boven alle lof verheven; hoe zoude ik, o Gawein, Lancelot gaan beminnen! Of mijn dood, Ysabele, zal komen van dat zelfde maagdelijn, zoo onnoozel en schamel, zoo zij Gwinebant beminnen gaat!

Maar wien hebt gij het meeste lief, Ysabele? Ysabele omhelsde Gwinebant. Gwinebant! antwoordde zij en zag hem diep in de oogen. Gwinebant sloot de zijne. Gaan wij, zeide de jonkvrouw. Ik wil u droomen, deez' nacht, mijn lief! O Ysabele! zuchtte Gwinebant. Zult gij mij droomen deez' nacht, lief? Ja, ik! zeide Gwinebant. Ik zal u droomen en al onze kussen! Zij gingen.

Maar Ysabele, na kreet van smart, was van haar paard gegleden en toe gëijld, niets achtende dan Gwinebant, dien zij stervende meende... O, zij was zoo wit en broos als een bloem, die dadelijk vertrapt zoû worden, tusschen zoo vele woelende orsen, getrokken zwaarden, gerichte, gekruiste speren.

Hevig kermde Gawein en wrong zich, wrong zich op de Kar... Hij wrong zich van de tooverpijn, die hem met scheuten schoot door de leden maar hij kermde vooral want meer dan kermen was zijn klagen niet omdat hij, vóór het mizerabele paard, dat de Kar trok... Ysabele zag gaan met Gwinebant, zijn jongen gezel, dien hij wel minde...

O Gawein, hoe zoude ik Gwinebant gaan beminnen! Zoo zulke min, mijn Gawein, ware uw dood! Zoude ik uw dood willen en Gwinebant gaan beminnen? Ik en zoude het niet kunnen, Gawein! Zoo zeg mij, o Ysabele, zoo zweer mij, o Ysabele, dat gij noch Lancelot noch Gwinebant bemint! Want ik twijfelde tusschen die beiden, wie gij, o Ysabele, beminnen konst!

Ysabele! zeide Gawein, heel bleek. Het is niet zóó groote pijn! Het is meer prikken van muggen en steken van wespen maar méér en is het leed niet! En ik en zal niet meer kermen en krimpen als gij het niet aan kunt zien en als het uwe zoete oogen doet weenen! Toen lag Gawein heel stil en sloot de oogen, terwijl ter zijde van de Kar grinnikte de dwerg.

Hij wist nu, dat Ysabele hem dicht was genaderd; hij knipte de oogen; hij voelde hare koele handekens aan zijn kloppend voorhoofd; hij voelde haar kus op zijn rechter- en linkerwang; hij wist niet te zeggen, noch te doen; hij hoorde alleen weêrklinken haar stemmeke van gouden klanken: Wat gij doen moet met mijn heer oom, met uw heer schoonzoon, mijn heer Koning en grootvader?

Veronveiligde een draak nooit ende nie meer de immer onveilige foreesten van Logres? Nooit ende nie, ai, nooit ende nie! Zweefde nooit meer een bloedige Speer, een heilige Vaas, een betooverd Scaec het geluchte door om een hoofschen ridder ter queste te nooden? Geen Speer! Geen Vaze! Geen Scaec zelfs, mijn prins! En mijne Ysabele, o lace, zij stierf! Ik wacht! Ik wacht! klaagt de Koning.

En hij leed ijverzucht want Ysabele, teederlijk, meende hij geleidde Gwinebant, die nog wankelde na, bleek, in zijn stukkende rusting... Tot Gawein zag, dat Gwinebant glimlachte zijdelings naar Ysabele en haar, zekerlijk, bediedde dat het hem beter ging, hij, een ridder van Tafel-Ronde en die niet sterven zoû van één nacht onschuldig gelegen te hebben op de Schandekar.

Woord Van De Dag

dompelende

Anderen Op Zoek